Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 14 februari 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:1144
In deze kortgedingprocedure kan niet eenvoudig worden vastgesteld of werkgeefster recht heeft op betaling van de vordering die zij stelt te hebben op X/werknemer. Bovendien is verrekening met loon (behoudens uitzonderingen) slechts aan het einde van de arbeidsovereenkomst aan de orde.

Feiten

Werknemer is sinds 1 oktober 2023 in dienst bij werkgeefster. Per 7 december 2023 is werkgeefster failliet verklaard. Er heeft een doorstart plaatsgevonden en werknemer is per 13 december 2023 in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer heeft vanuit zijn eenmanszaak X een factuur aan werkgeefster gestuurd voor een bedrag van € 15.000 ex btw onder vermelding van “advies en ondersteuning overname werkgeefster B.V.”. Werkgeefster heeft deze factuur halverwege januari 2024 betaald. Werknemer heeft zich 11 april 2024 ziekgemeld. Bij brief van 22 oktober 2024 heeft werkgeefster meegedeeld dat zij met ingang van oktober 2024 maandelijks gedurende een periode van zeven maanden een bedrag van € 1.000 netto zou gaan verrekenen met het maandelijkse loon. Werkgeefster stelt dat betaling van de factuur van € 15.000 een voorschotbetaling was en dat niet aan alle voorwaarden is voldaan en zij daarom recht heeft op terugbetaling van een pro-ratadeel van € 7.000. Werknemer is het hier niet mee eens en vordert in dit kort geding dat werkgeefster alsnog de ingehouden bedragen van € 1.000 netto vanaf oktober 2024 aan hem betaalt.

Oordeel

Een vereiste voor een geslaagd beroep op verrekening als bedoeld in artikel 6:127 BW is dat de vordering opeisbaar moet zijn. Dat betekent dat werkgeefster bevoegd moet zijn om de betaling van de vordering af te dwingen. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Werknemer betwist namelijk dat werkgeefster recht heeft op het bedrag dat zij meent te kunnen vorderen. In deze kortgedingprocedure kan niet eenvoudig worden vastgesteld of werkgeefster recht heeft op betaling van de vordering die zij stelt te hebben op X/werknemer, nu er voor nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden of bewijslevering in deze procedure geen plaats is. Tot slot is de maandelijkse verrekening met het loon van werknemer niet toegestaan, omdat verrekening met het loon slechts is toegestaan aan het einde van de arbeidsovereenkomst (bij eindafrekening), uitgezonderd de in artikel 7:632 lid 1 BW genoemde limitatief opgesomde gronden. Deze gronden zijn hier niet aan de orde. De vorderingen worden afgewezen.