Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 maart 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:3792
Feiten
Werkneemster is sinds 2020 als klantexpert in dienst van VANAD Contact Centers Nederland B.V. (hierna: werkgever), tegen een salaris van € 1.345,04 bruto per maand. Werkgever heeft werkneemster op 2 oktober 2024 op staande voet ontslagen wegens (het vermoeden) van fraude met bol.com cadeaubonnen. Op 3 oktober 2025 schrijft werkgever aan werkneemster onder meer dat contact is opgenomen met bol.com, maar zij kon na herhaaldelijke verzoeken geen informatie verstrekken in verband met privacy. Uiteindelijk is er vanuit de directie van VANAD Engage schriftelijk een verzoek gedaan aan de directie van bol.com om informatie te verstrekken. Dit heeft uiteindelijk mondelinge informatie opgeleverd. Werkneemster en haar advocaat zijn vervolgens uitgenodigd voor een gesprek voor hoor en wederhoor. Dit gesprek heeft wegens medische redenen niet plaatsgevonden. Werkneemster betwist de dringende reden en verzoekt onder meer primair vernietiging, wedertewerkstelling en subsidiair diverse vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding van € 34.863,44 bruto. Werkneemster vraagt ook om een voorlopige voorziening. Dit verzoek hoeft echter niet besproken te worden omdat in deze beschikking meteen een eindoordeel wordt gegeven.
Oordeel
Wat naar het oordeel van de kantonrechter opvalt in deze zaak, is dat werkgever werkneemster per e-mail van 2 oktober 2024 op staande voet ontslaat, in die e-mail een aantal concrete redenen voor het ontslag benoemt en aankondigt dat zij de volgende dag de schriftelijke bevestiging zal krijgen. In de ontslagbrief van 3 oktober 2024 noemt werkgever als reden voor het ontslag op staande voet uitsluitend de fraude met de Bol-bonnen, terwijl in de e-mail een dag eerder “het niet verschijnen op afspraken bij de bedrijfsarts en het zich stelselmatig niet houden aan gemaakte afspraken met haar leidinggevenden” als redenen staan voor het ontslag op staande voet.
Onverwijldheid en dringende redenen
De kantonrechter is van oordeel dat aan (in ieder geval) één vereiste voor een ontslag op staande voet niet is voldaan, namelijk dat werkgever onverwijld moet handelen. Op het moment dat het een werkgever duidelijk wordt dat er iets aan de hand kan zijn, moet hij voortvarend op zoek gaan naar een antwoord op de vraag of er daadwerkelijk reden is voor een ontslag op staande voet en op het moment dat het antwoord is gevonden, moet hij de werknemer onverwijld ontslaan. Dat is in deze zaak niet gebeurd. Werkneemster krijgt op 2 augustus 2024, omdat zij vier jaar in dienst is, een cadeaubon van Bol van 10 euro. Werkneemster meldt vervolgens dat deze kaart niet werkt en ook de vervangende tweede en derde cadeaukaart niet. Werkgever stelt zich op het standpunt dat werkneemster op 7 augustus 2024 gezegd heeft de derde bon verzilverd te hebben. Omdat de tweede en de derde bon door dezelfde persoon verzilverd zijn, moet werkneemster betrokken geweest zijn bij het verzilveren van de tweede bon én de derde bon, aldus werkgever. Van een onverwijld, voldoende voortvarend onderzoek door werkgever is geen sprake geweest. Bovendien wist werkgever op 28 augustus 2024 alles al wat hij uiteindelijk op 2 oktober 2024 ten grondslag heeft gelegd aan het ontslag op staande voet. De kantonrechter merkt ten overvloede nog het volgende op. Werkgever noemt in zijn e-mail van 2 oktober 2024 ook nog een aantal andere ontslagredenen. Deze redenen kunnen op zichzelf en in combinatie met elkaar ook niet tot ontslag op staande voet leiden. Het verzoek om wedertewerkstelling wordt toegewezen en werkgever moet vanaf 2 oktober 2024 het loon aan werkneemster betalen.