Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 april 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:2507
Feiten
Werkneemster is op 31 januari 2022 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Cantorclin Schoonmaak B.V. (hierna: werkgeefster). Werkneemster heeft zich op 1 april 2022 ziekgemeld. Vervolgens is zij met zwangerschapsverlof gegaan. Na het verstrijken van het verlof is werkneemster opgeroepen door de bedrijfsarts. In de probleemanalyse van 9 februari 2023 staat vermeld dat werkneemster benutbare mogelijkheden heeft en dat zij vanaf 13 februari 2023 voor 50% arbeidsgeschikt is in passende taken en dat de uren gedoseerd in drie weken uitgebreid kunnen worden naar volledig. Werkgeefster heeft over een drietal periodes in 2023/2024 geen loon betaald, omdat werkneemster niet zou meewerken aan haar re-integratie. Op 29 juli 2024 is de wachttijd van 104 weken verstreken. Op 31 maart 2025 heeft werkneemster werkgeefster verzocht haar medewerking te verlenen aan het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding. Werkgeefster heeft toegezegd daaraan te zullen meewerken. Werkneemster vordert onder meer veroordeling van werkgeefster tot betaling van het achterstallige salaris waarin het loon is opgeschort. Ook vordert zij veroordeling van werkgeefster tot medewerking aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met toekenning van de transitievergoeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Werkneemster niet-ontvankelijk vanwege ontbreken deskundigenoordeel
Een werknemer moet een deskundigenoordeel aanvragen als hij een loonvordering wil instellen naar aanleiding van het (volgens werkgever) niet voldoen aan de re-integratieverplichtingen en de daarmee samenhangende loonstop dan wel loonopschorting. Werkneemster heeft in dit geval geen deskundigenoordeel overgelegd. De uitzonderingsgronden van artikel 7:629a lid 2 BW zijn in dit geval niet aan de orde. Werkneemster heeft bovendien ter zitting verklaard dat zij niet wist dat zij een deskundigenoordeel nodig had. Zij is hier wel op gewezen door haar werkgever. Werkneemster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar loonvordering.
Einde arbeidsovereenkomst – geen belang
De kantonrechter overweegt dat werkgeefster schriftelijk ondubbelzinnig met het verzoek van werkneemster tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd. Ter zitting heeft werkgeefster dit nogmaals herhaald. Dat partijen nog geen beëindigingsovereenkomst hebben gesloten is niet onbegrijpelijk, aangezien werkneemster pas acht dagen voor de zitting het voorstel heeft gedaan. Verder heeft werkneemster geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven te veronderstellen dat werkgeefster haar toezegging niet zal nakomen. Afwijzing van de vorderingen volgt.