Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/ werknemer
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 9 april 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:1610
Werknemer is gaan rijden met een rijontzegging, waardoor de schade die is ontstaan bij een verkeersongeval niet is verzekerd. Op grond van artikel 6:162 BW is werknemer aansprakelijk voor de schade die werkgeefster daardoor heeft geleden.

Feiten
Werknemer heeft via een uitzendbureau in de periode tussen 14 juni 2022 en 1 september 2022 werkzaamheden verricht voor werkgeefster. Werkgeefster heeft op 14 juni 2022 aan werknemer een leaseauto ter beschikking gesteld voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden (en voor privégebruik). Op 18 juli 2022 heeft werknemer daarmee, tijdens werktijd, een ongeval veroorzaakt. De schade is niet verzekerd, omdat werknemer op het moment van het ongeval een rijontzegging had. De leasemaatschappij heeft een totale schade van € 16.084,94 in rekening gebracht bij werkgeefster. Werkgeefster wil dat werknemer dit bedrag aan haar vergoedt.

Oordeel

Tussen partijen is in geschil welk wettelijk toetsingskader van toepassing is. Werkgeefster legt artikel 6:162 BW aan haar vordering ten grondslag, terwijl werknemer betoogt dat het arbeidsrechtelijke artikel 7:661 BW in combinatie met het verbintenisrechtelijke artikel 6:170 BW van toepassing is. De kantonrechter is van oordeel dat het toepasselijke toetsingskader artikel 6:162 BW is. Het rijden met een rijontzegging is op grond van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet een misdrijf. Deze handeling van werknemer is dus in strijd met de wet en daarmee onrechtmatig. Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat deze onrechtmatige gedraging aan werknemer kan worden toegerekend. Dat de rijontzegging niet (op de juiste wijze) is uitgereikt, c.q. hem niet zou hebben bereikt en hij dus niet wist dat hij een rijontzegging had, heeft werknemer onvoldoende onderbouwd. Omdat werknemer is gaan rijden terwijl hij een rijontzegging had, was de schade die is ontstaan bij het ongeval op 18 juli 2022 niet verzekerd. Werknemer zal daarom deze schade aan werkgeefster moeten vergoeden. Werkgeefster wordt in de gelegenheid gesteld om de schade nader te onderbouwen.

Artikel 7:661 en 6:170 BW

De kantonrechter overweegt nader waarom de artikelen 7:661 en 6:170 BW niet van toepassing zijn. Werknemer stelt dat artikel 7:661 BW van toepassing is en hij daarom niet aansprakelijk is voor de schade van werkgeefster. De kantonrechter oordeelt dat niet ter discussie staat dat het uitzendbureau aangemerkt dient te worden als werkgever in dit artikel en werkgeefster als derde aan wie schade is toegebracht. Het artikel regelt slechts de interne aansprakelijkheid tussen het uitzendbureau als werkgever en werknemer als werknemer. Anders dan werknemer stelt, staat het werkgeefster vrij om te kiezen of zij haar vordering instelt tegen het uitzendbureau of tegen werknemer. Van een derde kan niet worden verwacht dat deze eerst uitzoekt wie van de twee intern aansprakelijk is voor diens schade. Ook het standpunt van werknemer dat hij op grond van artikel 6:170 lid 1 en lid 3 BW niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van werkgeefster, maar dat het uitzendbureau had moeten worden aangesproken, slaagt niet. De inlener, werkgeefster, is geen ‘derde’, maar een ‘werkgever’ als bedoeld in artikel 6:170 BW. Bovendien heeft werknemer naar het oordeel van de kantonrechter bewust roekeloos gehandeld door te rijden met een rijontzegging. Werknemer was zich ervan bewust dat eventuele schade die hij zou veroorzaken niet vergoed zou worden door de verzekeraar. Het beroep van werknemer op lid 3 van artikel 6:170 BW om daarmee aansprakelijkheid af te wenden, slaagt daarom niet.