Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 4 februari 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:267
Feiten
Werkneemster is met ingang van 1 augustus 2022 in dienst getreden van HaDer Development B.V. (hierna: HaDer). In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd staat onder meer een concurrentiebeding opgenomen. Op 20 augustus 2024 heeft werkneemster haar arbeidsovereenkomst met HaDer opgezegd tegen 1 oktober 2024 en met ingang van 14 oktober 2024 is zij in dienst getreden bij Social Deal B.V. Tussen partijen is in geschil of werkneemster het concurrentiebeding overtreedt door bij Social Deal in dienst te treden. De kantonrechter heeft in kort geding HaDer veroordeeld te dulden dat werkneemster in dienst treedt en blijft bij Social Deal zonder dat HaDer aanspraak kan maken op verbeurde boetes in verband met het overtreden van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. HaDer heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Partijen twisten over de uitleg van het concurrentiebeding. Blijkens de bewoordingen van het concurrentiebeding strekt dat beding zich uit tot verboden werkzaamheden voor of betrokkenheid bij een bedrijf dat concurreert met ‘werkgever’. Werkneemster wijst er terecht op dat de arbeidsovereenkomst in de kop vermeldt dat HaDer daarin wordt aangeduid als ‘werkgever’, welke onderneming zich blijkens inschrijving bij de Kamer van Koophandel bezig houdt met “het verlenen van diensten op administratief, technisch, financieel, economisch of bestuurlijk gebied aan andere vennootschappen, personen en ondernemingen”.Dit brengt mee dat het werkneemster op grond van het concurrentiebeding na het einde van het dienstverband niet zonder meer is toegestaan werkzaam te zijn voor of betrokken te zijn bij een onderneming die concurreert met HaDer als zakelijk dienstverlener op het gebied van backofficediensten. HaDer staat een ruimere uitleg en/of toepassing van het concurrentiebeding voor. HaDer stelt daartoe, samengevat, dat zij samen met Prijsvrij onder de noemer ‘Prijsvrij Vakanties’ opereert en (pakket)reizen aan consumenten verzorgt en uitvoert. HaDer stelt dat ook haar groepsvennootschappen onder ‘werkgever’ in de zin van het concurrentiebeding dienen te worden verstaan en dat het werkneemster op grond van het concurrentiebeding na het einde van het dienstverband (ook) niet zonder meer is toegestaan werkzaam te zijn voor of betrokken te zijn bij een onderneming die concurreert met hun reisactiviteiten. Het hof oordeelt dat werkneemster redelijkerwijs niet heeft hoeven begrijpen dat het concurrentiebeding zich mede uitstrekt tot de aan HaDer gelieerde ondernemingen en hun reisactiviteiten. Het concurrentiebeding beperkt zich tot verboden werkzaamheden voor of betrokkenheid bij een bedrijf dat concurreert met de in de arbeidsovereenkomst omschreven ‘werkgever’, dus HaDer. Hoewel aan de beschreven tekst in beginsel geen beslissende betekenis toekomt, komt daaraan hier wel relevant gewicht toe. Het concurrentiebeding is tot stand gekomen zonder onderhandelingen, eenzijdig door HaDer opgesteld en bevat geen enkele verwijzing naar andere ondernemingen dan HaDer. Voor zover HaDer destijds de bedoeling mocht hebben gehad om ook aan haar gelieerde ondernemingen daaronder te vatten ter bescherming van hun reisactiviteiten, blijft onverklaard en verbaast het dat het concurrentiebeding zich beperkt tot verboden werkzaamheden voor of betrokkenheid bij een bedrijf dat concurreert met alleen ‘werkgever’. Dit geldt temeer nu het in artikel 13 vervatte relatiebeding zich nadrukkelijk wel uitstrekt tot verboden contacten en relaties van ‘werkgever, en de aan haar gelieerde ondernemingen’ en het in artikel 14 opgenomen ronselbeding ook verbiedt werknemers te benaderen om hen te bewegen tot een beëindiging van het dienstverband met ‘werkgever dan wel met een aan werkgever gelieerde onderneming’. Anders dan de kantonrechter volgt het hof de door HaDer voorgestane ruime uitleg en/of toepassing van het concurrentiebeding dus niet. Dit laat echter onverlet dat het hof - zij het op andere gronden - tot dezelfde eindconclusie komt als de kantonrechter, namelijk dat het concurrentiebeding niet aan indiensttreding van werkneemster bij Social Deal in de weg staat. Reeds gelet hierop behoeven de overige twistpunten tussen HaDer en werkneemster geen bespreking meer. Bekrachtiging van het beroepen vonnis volgt.