Naar boven ↑

Rechtspraak

ING Bank Personeel B.V./werkneemster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 april 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:2710
Werkneemster bij een bank heeft ten behoeve van zichzelf valselijk facturen opgemaakt en zich daardoor schuldig gemaakt aan het zich onrechtmatig toe-eigenen van geld. Verhaal schade.

Feiten

Werkneemster is op 8 augustus 2011 in dient getreden van ING Bank Personeel B.V. (hierna: ING). Met ingang van 15 februari 2022 was zij gedurende 40 uur per week werkzaam als personal assistant (PA) van X tegen een brutomaandloon van € 5.671,10 exclusief vakantiegeld, dertiende maand en overige emolumenten. Zij ontving in deze functie een persoonlijke toeslag met afbouw (PTA) van € 749,88 bruto per maand. Uit hoofde van haar functie had zij toegang tot de mailbox van X en beschikte zij over zijn inloggegevens. Werkneemster heeft erkend dat zij ten behoeve van zichzelf valselijk facturen heeft opgemaakt en deze vervolgens bij ING heeft gedeclareerd met gebruikmaking van de inloggegevens van X. Werkneemster is op 16 en 18 september 2024 verhoord door de afdeling Corporate Special Investigations (CSI) van ING. Vervolgens is zij op 20 september 2024 op staande voet ontslagen door ING. In dit ontslag heeft zij berust. ING vordert onder meer een verklaring voor recht dat werkneemster op grond van onrechtmatige daad dan wel toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar arbeidsovereenkomst met ING aansprakelijk is voor de door ING als gevolg daarvan geleden en nog te lijden schade. Werkneemster concludeert tot afwijzing enerzijds omdat zij meent recht te hebben op een bedrag aan overeengekomen slaristoeslag en anderzijds de hoogte van het bedrag aan valselijk opgemaakte facturen betwist alsook dat zij ten onrechte meeruren heeft gedeclareerd.

Oordeel

Omdat werkneemster heeft erkend dat zij ten behoeve van zichzelf valselijk facturen heeft opgemaakt en deze vervolgens bij ING heeft gedeclareerd met gebruikmaking van de inloggegevens van X, kan worden vastgesteld dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan het zich onrechtmatig toe-eigenen van geld van ING. Hierdoor is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst met ING. De vordering van ING wordt toe gewezen. De kantonrechter oordeelt dat werkneemster een bedrag van € 77.111 aan ING dient terug te betalen. Werkneemster heeft in de periode van januari 2021 tot oktober 2024 een totaal van 1.127 meerwerkuren gedeclareerd ter hoogte van een totaalbedrag van € 44.440,75 bruto. ING betwist dat de door werkneemster gedeclareerde meerwerkuren daadwerkelijk door haar zijn gewerkt omdat X daartoe geen opdracht heeft gegeven. Op grond van de feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat werkneemster de meerwerkuren die zij heeft gedeclareerd gedurende de periode dat zij voor X werkzaam was ten onrechte heeft gedeclareerd. Voor de meerwerkuren die zij in de periode vóór 15 februari 2022, de datum waarop zij als PA voor X is gaan werken, heeft gedeclareerd kan niet worden uitgesloten dat de vorige manager heeft ingestemd met de meerwerkuren van werkneemster. Dit heeft ING onvoldoende weersproken, X kan immers over die periode niets verklaren. Dat betekent dat de vordering van ING slechts wordt toegewezen tot een bedrag van € 32.295,45. Omdat werkneemster  heeft berust in de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet heeft ING recht op de gefixeerde schadevergoeding. Op grond van artikel 6:136 BW kan de rechter een vordering - ondanks een beroep van de verweerder op verrekening - toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Omdat werkneemster de stelling van ING niet gemotiveerd heeft betwist gaat de kantonrechter voorbij aan het beroep op verrekening van werkneemster. Tevens wordt zij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.400 aan onderzoekskosten.