Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 april 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:2697
Feiten
Werknemer is op 1 december 1987 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Athora Netherlands N.V. (hierna: Athora). Zijn functie is ingedeeld in functieschaal 11. Het salaris bedraagt € 6.370,42 bruto per maand, voor een arbeidsduur van 32 uur per week. Daarnaast heeft werknemer recht op 8% vakantietoeslag en een dertiende maand. De opzegtermijn bedraagt vier maanden. Athora - actief in de verzekeringsbranche - maakt deel uit van de internationale Athora Group. Van 2000 tot 2016 werkte werknemer in diverse sales- en accountmanagementfuncties. Zijn toenmalige werkgever (de rechtsvoorganger van Athora) heeft werknemer zijn huidige functie aangeboden. Onder leiding van een mediator zijn partijen het eens geworden over de kernactiviteiten behorende bij de functie van werknemer. In de periode 2018-2021 heeft er geleidelijk een verschuiving plaatsgevonden in de werkzaamheden van werknemer (gericht op pensioenactiviteiten). In het voorjaar van 2024 heeft Athora bij de ondernemingsraad een adviesaanvraag ingediend voor een reorganisatie. Athora stelde te willen inspelen op de toenemende digitalisering binnen de pensioenwereld en had een groeistrategie ontwikkeld die moest helpen haar leidende positie op de pensioenmarkt te behouden. Op 16 april 2024 heeft de leidinggevende werknemer bericht dat hij als gevolg van de voorgenomen reorganisatie boventallig zou worden. Op 4 juni 2024 heeft Athora formeel het besluit tot reorganisatie genomen. Per 1 augustus 2024 is werknemer (onder protest) vrijgesteld van werkzaamheden. Op 7 augustus 2024 heeft Athora een pro forma-ontslagaanvraag voor werknemer ingediend bij het UWV. Het UWV heeft toestemming geweigerd omdat niet aannemelijk is gemaakt dat het structureel vervallen van de arbeidsplaats van werknemer een maatregel is die in bedrijfseconomische zin noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Athora verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de a- en g-grond. Werknemer betwist het vervallen van zijn functie en stelt dat Athora een melding collectief ontslag had moeten doen. Werknemer beroept zich op het opzegverbod dat volgens hem aan de ontbinding op de g-grond in de weg staat.
Oordeel
De a-grond
Naar het oordeel van de kantonrechter strandt het verzoek van Athora op de voorwaarde dat het voldoende aannemelijk moet zijn dat de arbeidsplaats van werknemer noodzakelijkerwijs vervalt als gevolg van maatregelen die zijn getroffen voor een doelmatige bedrijfsvoering. Athora stelt, onder verwijzing naar de adviesaanvraag ‘Commerce- Fit for Purpose II’, dat de werkzaamheden van de functie van werknemer in schaal 11 grotendeels zijn afgeschaald, vervallen of gestandaardiseerd. Werknemer heeft er daartegenover op gewezen dat zijn functie sinds de geleidelijke verschuiving van zijn werkzaamheden sinds 2018 nog maar voor een klein deel uit de oorspronkelijke functietaken bestaat. Athora stelt dat de 0.6 FTE aan werkzaamheden die werknemer sinds 2018 in toenemende mate is gaan verrichten geen onderdeel geworden zijn van zijn functie. Deze werkzaamheden ziet Athora als nevenwerkzaamheden, die bij de beoordeling van het vervallen van de functie irrelevant zijn. De kantonrechter deelt deze zienswijze niet. Het staat vast dat werknemer de werkzaamheden jarenlang structureel en onder werktijd heeft verricht. Hij is daarvoor betaald. Deze activiteiten besloegen het grootste deel van zijn arbeidsomvang.
De g-grond
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Athora onvoldoende gesteld om de conclusie te kunnen dragen dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Het is immers het goed recht van een werknemer om zich te verweren tegen een ontslag dat in zijn ogen onterecht is. Ook mag een werknemer die geconfronteerd wordt met een mogelijk ontslag over zijn positie onderhandelen.
De tegenverzoeken
De ontbindingsverzoeken worden afgewezen en daarom wordt aan de beoordeling van de voorwaardelijke tegenverzoeken niet toegekomen. De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden. Werknemer lijdt daarom geen pensioen- en inkomensschade. De kosten voor het vaststellen van de omvang van die schade zijn daarom prematuur gemaakt en niet toewijsbaar. Athora wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten.