Naar boven ↑

Rechtspraak

Hema B.V./werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 29 april 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:5274
Ontbinding op de e-grond. Werkneemster handelt ernstig verwijtbaar door, nadat werkgever haar functioneren 'onder de norm' heeft beoordeeld, de hakken in het zand te zetten.

Feiten

Werkneemster is sinds 24 augustus 2020 in dienst bij Hema B.V. als hulpverkoopmedewerkster en verdient € 1.933,81 bruto per maand, exclusief emolumenten. Hema laat op 22 april 2024 aan werkneemster weten dat zij 'onder de norm' presteert. Werkneemster moet, vindt Hema, meer de 'Mondo-waarden' uitstralen (modern, opgewekt, nuchter, dapper, open). Hema stelt een verbetertraject voor. Op 21 mei 2024 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Voorafgaand heeft werkneemster zelf contact gezocht met personeelszaken, omdat zij het niet eens is met de beoordeling 'onder de norm' en het verbetertraject. Daarnaast heeft werkneemster personeelszaken verteld dat ze niet goed wordt behandeld door de filiaalmanager en de overige kaderleden. Op 29 mei 2024 schrijft Hema werkneemster, na een aantal incidenten, dat zij zich zorgen maakt over het gedrag van werkneemster en dat haar gedrag onacceptabel is. Werkneemster krijgt een officiële waarschuwing. Op 25 juni 2024 schorst Hema werkneemster wegens - volgens Hema - werkweigering. Hema verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is sprake van verwijtbaar handelen van werkneemster, zodanig dat van Hema in redelijkheid niet gevraagd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (e-grond). Wat precies het probleem is van werkneemster komt in het voortraject niet duidelijk naar voren en ook in deze zaak heeft zij geen duidelijke verklaring gegeven voor de houding die zij vanaf enig moment aannam. ‘Ik werd gepest en lastiggevallen zonder dat werkgever daar iets aan deed’, dat is samengevat wat zij zegt, maar concrete voorbeelden noemt zij niet. De kantonrechter wil hiermee niet zeggen dat er niets is gebeurd, maar zonder concrete voorbeelden is het moeilijk beoordelen of werkneemster gelijk heeft. Het lijkt erop dat de beoordeling ‘onder de norm’ werkneemster in het verkeerde keelgat is geschoten en dat werkneemster op dat moment de hakken in het zand heeft gezet. Het is uiteraard niet leuk als je werkgever meent dat je onder de maat presteert, maar binnen redelijke grenzen is het nu eenmaal wel aan de werkgever om te bepalen wat hij verwacht van zijn werknemers en of die werknemers voldoen aan de verwachtingen. Hema verwachtte niets onredelijks van werkneemster. Dit geldt ook voor de wens van Hema dat werkneemster dit verbetertraject zou volgen in haar eigen vestiging, in plaats van in een kleiner filiaal. Werkneemster is zich vervolgens echter wel onredelijk gaan gedragen. Vanaf de beoordeling ‘onder de norm’ wilde werkneemster welbeschouwd niets meer, althans niet dat wat Hema wilde. Werkneemster legt tegenstrijdige verklaringen af in wat zij al dan niet wil en wat daar de reden voor is. Werkneemster wilde dus in feite nergens aan meewerken en Hema heeft haar toen geschorst. Dit is niet gegaan zoals de regels voorschrijven, maar Hema moest íets en gelet daarop is de schorsing vanuit werkgever gezien niet onbegrijpelijk, al was het maar om aan beide kanten even afstand te nemen. Als tussen de beoordeling ‘onder de norm’ op 22 april 2024 en de schorsing op 25 juni 2024 de redelijke en op zichzelf niet moeilijk te realiseren wens van Hema dat werkneemster een andere, positieverere houding aanneemt, al tot zoveel problemen leidt, waarbij werkneemster Hema en collega’s beschuldigt van zaken die ook nu nog niet concreet worden gemaakt, en als er na schorsing vervolgens maanden overheen gaan zonder dat werkneemster de bereidheid toont de zaak op te lossen en weer aan het werk te gaan, wat Hema dus meerdere keren aanbiedt, dan kan de conclusie geen andere zijn dan dat werkneemster verwijtbaar heeft gehandeld.