Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 april 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:5484
Loonvordering van werknemer toegewezen. Beslissing over het betwiste deel van de loonvordering in verband met loon tijdens arbeidsongeschiktheid van werknemer, gebaseerd op de stelling dat zijn loon gedeeltelijk contant zou zijn betaald, wordt aangehouden.

Feiten

Werknemer is op 1 november 2019 in dienst getreden bij werkgeefster, een vof, als installateur/elektricien. Op 24 juni 2022 heeft werknemer een bedrijfsongeval gehad waardoor hij blijvend arbeidsongeschikt is geworden. Vanaf april 2024 is aan werknemer geen salaris meer uitbetaald. Werknemer heeft werkgeefster verzocht om tot betaling over te gaan van het loon vanaf 1 april 2024. Enkele maanden later heeft werknemer werkgever opnieuw verzocht zijn loon te betalen. Werknemer vordert hoofdelijke veroordeling van werkgeefster en de vennoten van werkgeefster tot betaling van loon, vakantiebijslag, aanvulling en ziekengeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De eisen ten aanzien van het loon en de vakantiebijslag zijn grotendeels niet betwist, en worden als zodanig toegewezen. Niet is betwist dat het salaris waarop werknemer op basis van de cao recht had, niet volledig is uitbetaald. Over de periode van april 2024 tot en met 20 juni 2024 is helemaal geen salaris uitbetaald. De gevorderde bedragen aan loon en vakantiebijslag worden toegekend. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 20%, gelet op de financiële en gezondheidssituatie van werkgeefster, die haar onderneming inmiddels volledig heeft gestaakt. De omstandigheid dat rond eind maart 2024 is besloten werkgeefster op te heffen, alsmede het feit dat werkgeefster op 19 april 2024 is uitgeschreven uit het handelsregister, heeft niet tot gevolg gehad dat de arbedsovereenkomst is geëindigd. Een arbeidsovereenkomst met een vof wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst met de gezamenlijke vennoten. Een werknemer kan vorderingen instellen tegen afzonderlijke vennoten. Werknemer heeft een van de voormalig vennoten niet in de onderhavige procedure heeft betrokken, maar hij was daar niet toe verplicht. Werkgeefster wordt niet gevolgd in de stelling dat werknemer heeft ingestemd met een einde van het dienstverband in maart 2024. Een duidelijke en ondubbbelzinnige verklaring van werknemer om de arbeidsovereenkomst op te zeggen ontbreekt. De door de partijen ingevulde eindevaluatie van het UWV, waarop 31 maart 2024 als einddatum is ingevuld, is daartoe niet voldoende. De andere vorderingen zijn gebaseerd op de stelling van werknemer dat hij voor zijn uitval aanzienlijk meer uren werkte, en dat een deel van zijn loon contant is uitbetaald. Ter onderbouwing van deze contante betalingen heeft werknemer Whatsappberichten overgelegd. Werkgeefster betwist dat contante loonbetalingen aan werknemer zijn gedaan. Werknemer krijgt een bewijsopdracht ten aanzien van zijn stellingen over de contante betalingen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. De in reconventie door werkgeefster geëiste veroordeling van werknemer tot terugbetaling van een geleend bedrag van € 6.000 wordt afgewezen. Werknemer heeft onderbouwd aangevoerd het geleende bedrag te hebben terugbetaald. Werknemer heeft immers een door een van de vennoten ondertekende verklaring aangeleverd, waaruit volgt dat de vennoot erkent dat werknemer de lening zou hebben terugbetaald. De stelling van de vennote dat zij de verklaring weliswaar heeft ondertekend, maar niet wist waar zij voor tekende, wordt niet gevolgd. Van een zakenvrouw als de vennote, die gedurende meerdere jaren een succesvolle onderneming heeft gerund, mag worden verwacht dat zij weet wat zij tekent. De proceskosten in reconventie komen voor rekening van werkgeefster.