Rechtspraak
Feiten
In deze procedure wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst (Richtlijn 1999/70/EG) aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling krachtens welke de door de werkgevers van landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verschuldigde socialezekerheidsbijdragen worden berekend op basis van de beloning die aan die werknemers is betaald voor de dagelijks daadwerkelijk gewerkte uren, terwijl de door de werkgevers van landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verschuldigde socialezekerheidsbijdragen worden berekend op basis van de beloning die is vastgesteld voor een dagelijkse arbeidstijd van een vooraf in het nationale recht vastgesteld aantal uren (6,5 uur).
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.
Arbeidsvoorwaarde
Of sprake is van een arbeidsvoorwaarde wordt bepaald door de arbeidsverhouding tussen de werkgever en werknemer. Bijgevolg vallen onder het begrip “beloning” en derhalve onder “arbeidsvoorwaarden” in de zin van clausule 4 van de raamovereenkomst, de pensioenen die worden bepaald door de arbeidsverhouding die de werknemer verbindt met zijn werkgever, maar niet die welke worden verleend krachtens een wettelijke regeling die wordt gefinancierd door werknemers, werkgevers en eventueel door de overheid, wier bijdragen niet zozeer worden bepaald door de arbeidsverhouding als wel door overwegingen van sociaal beleid [zie in die zin HvJ EG 15 april 2008, Impact, C-268/06, ECLI:EU:C:2008:223, punt 131 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en HvJ EU 7 april 2022, Ministero della Giustizia e.a. (Status van de Italiaanse vrederechters), C-236/20, ECLI:EU:C:2022:263, punt 36]. Een pensioen dat slechts geldt voor een bijzondere categorie werknemers, dat wordt uitgekeerd op grond van de arbeidsverhouding tussen de betrokkenen en hun voormalige werkgever, dat rechtstreeks afhankelijk is van het aantal dienstjaren, en waarvan het bedrag wordt berekend op basis van het laatste loon, kan derhalve onder clausule 4 vallen (zie in die zin HvJ EU 10 juni 2010, Bruno e.a., C-395/08 en C-396/08, ECLI:EU:C:2010:329, punten 46 en 47). In casu staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde bijdragen dienen voor de betaling van socialezekerheidsuitkeringen die worden verstrekt op grond van ondernemings‑ en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid, dan wel op grond van een wettelijk sociaalzekerheidsstelsel. Dat de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde bijdragen door de werkgevers aan de INPS en niet aan de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde landarbeiders moeten worden betaald, is in dit verband niet beslissend (zie in die zin Bruno e.a., punt 50). Indien vaststaat dat de socialezekerheidsuitkeringen die worden gefinancierd door de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde bijdragen, uitsluitend van belang zijn voor landarbeiders of voor een categorie werknemers waartoe zij behoren, dat deze uitkeringen rechtstreeks afhangen van die bijdragen, en dat deze bijdragen worden berekend op basis van de beloning die aan de landarbeiders in de hoofdgedingen is betaald voor de arbeid die zij bij hun werkgever hebben verricht, moet worden geoordeeld dat deze bijdragen onder de „arbeidsvoorwaarden” in de zin van die clausule kunnen vallen.
Onderscheid
De door de werkgevers van landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verschuldigde socialezekerheidsbijdragen lijken krachtens artikel 1 van voorlopig wetsbesluit nr. 338/1989 juncto artikel 40 lid 1 van de cao te zijn berekend op basis van de beloning die is betaald voor de dagelijks daadwerkelijk gewerkte uren, terwijl diezelfde bijdragen voor landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd krachtens dat artikel 1 juncto artikel 30 lid 1 van de cao lijken te zijn berekend op basis van een beloning die is vastgesteld voor een dagelijkse arbeidstijd van 6,5 uur. De beloning en bijgevolg de socialezekerheidsbijdragen voor landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd lijken derhalve te zijn berekend op basis van een forfaitair vastgestelde dagelijkse arbeidstijd, dat wil zeggen op algemene en abstracte wijze, en niet op basis van de daadwerkelijk door hen gewerkte uren, zoals het geval is voor landarbeiders met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Het is dus mogelijk dat voor landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd socialezekerheidsbijdragen worden betaald voor niet-gewerkte uren, terwijl deze mogelijkheid voor landarbeiders met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur is uitgesloten.
Geen objectieve rechtvaardiging
In casu hebben verzoeksters in de hoofdgedingen als objectieve redenen voor de ongelijke behandeling tussen landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangevoerd dat eerstgenoemde werknemers overeenkomstig artikel 18 onder a van de cao zijn aangeworven voor de uitvoering van kortdurende, seizoensgebonden of occasionele werkzaamheden, voor bepaalde werkfasen of ter vervanging van afwezige werknemers. De redenen waarom deze werknemers voor bepaalde tijd in dienst zijn genomen en die verband houden met de specifieke kenmerken van de arbeid in de landbouw, rechtvaardigen aldus dat zij niet noodzakelijkerwijs gedurende 6,5 uur per dag of 39 uur per week ter beschikking van de werkgever staan. Die beoordeling is in overeenstemming met de derde alinea van de preambule van de raamovereenkomst, volgens welke de raamovereenkomst de algemene beginselen en minimumvoorschriften bevat met betrekking tot arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, onder erkenning van het feit dat bij de nadere toepassing ervan rekening moet worden gehouden met de specifieke nationale, sectoriële en seizoensituaties. In Italië wordt echter wegens het tijdelijke karakter van de in de landbouwsector uit te voeren taken 90% van de landarbeiders in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Er moet echter, gelet op de in de punten 57 en 58 van het onderhavige arrest vermelde rechtspraak, worden geoordeeld dat die redenen geen objectieve redenen vormen op grond waarvan de betrokken landarbeiders ongelijk kunnen worden behandeld, aangezien zij slechts op de duur zelf van de arbeid zijn gebaseerd. Verzoeksters stellen weliswaar dat er redenen zijn die rechtvaardigen dat werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet noodzakelijkerwijs gedurende 6,5 uur per dag of 39 uur per week ter beschikking staan van de werkgever en dat socialezekerheidsbijdragen bijgevolg slechts worden betaald voor het aantal daadwerkelijk op een dag gewerkte uren, maar deze argumenten verklaren niet waarom voor werknemers met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, die hetzelfde of soortgelijk werk verrichten als een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, de arbeidstijd verplicht moet worden vastgesteld op 39 uur per week, met het gevolg dat socialezekerheidsbijdragen moeten worden betaald voor 6,5 uur arbeid per dag, ongeacht het aantal daadwerkelijk op een dag gewerkte uren. Bij gebreke van objectieve redenen moet worden vastgesteld dat clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst zich ertegen verzet dat wat betreft de beloning en de bijdragen aan een ondernemings‑ en sectoriële regeling inzake sociale zekerheid die op basis van die beloning worden berekend, landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, verschillend worden behandeld.
Conclusie
Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling, zoals uitgelegd door de hoogste nationale rechterlijke instantie, krachtens welke de door de werkgevers van landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verschuldigde socialezekerheidsbijdragen ter financiering van prestaties uit hoofde van een ondernemings‑ of sectoriële regeling inzake sociale zekerheid worden berekend op basis van de beloning die aan die werknemers is betaald voor de dagelijks daadwerkelijk gewerkte uren, terwijl de door de werkgevers van landarbeiders met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verschuldigde socialezekerheidsbijdragen worden berekend op basis van een in het nationale recht vastgestelde beloning voor een forfaitaire dagelijkse arbeidstijd, ongeacht de daadwerkelijk gewerkte uren.