Rechtspraak
Betrokkene was in dienst van Eiland de Wild Bouwmaterialen (EWB). In de loop van 2006 is de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord geraakt. EWB heeft betrokkene op non-actief gesteld en nadien bij een ander bedrijf tewerkgesteld. Betrokkene heeft tegen deze tewerkstelling geprotesteerd en op 4 januari 2007 een ontbindingsverzoek in gediend. De werkgever heeft vervolgens een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding ontbonden per 12 maart 2007. De betrokkene heeft vervolgens zijn verzoek ingetrokken. Het zelfstandig tegenverzoek door de werkgever is niet ingetrokken, zodat alsnog tot ontbinding is overgegaan. Het UWV heeft vervolgens een WW-uitkering aan betrokkene blijvend geheel geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. Voorts zou betrokkene zich niet voldoende hebben ingespannen passende arbeid te aanvaarden. De rechtbank heeft het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van het UWV vernietigd. Tegen dit oordeel keert het UWV zich in hoger beroep met de stelling dat onder de zinsnede ‘door of op verzoek van de werknemer’ ex artikel 24 WW elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer moet worden begrepen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Onder artikel 24 lid 2 sub b WW valt niet de situatie zoals hier aan de orde. Het einde van de dienstbetrekking is het gevolg van het zelfstandig tegenverzoek van werkgever en derhalve niet ‘door of op verzoek van de werknemer’. Uit de parlementaire stukken valt geen ander oordeel af te leiden. Daarbij zij opgemerkt dat de wetgever met de term ‘initiatief’ doelde op ontslagname door de werknemer dan wel beëindiging met wederzijds goedvinden. Er is derhalve geen sprake van verwijtbare werkloosheid. Het beroep van het UWV op artikel 24 lid 1 WW faalt eveneens.