Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Gelderland, 11 november 2011
ECLI:NL:RBARN:2011:BV2971

werknemer/werkgeefster

Vordering tot betaling vakantietoeslag deels verjaard. Verrekening vakantietoeslag met eindejaarsuitkering niet schriftelijk overeengekomen. Vakantietoeslag verschuldigd op grond van WMM

Werknemer is sinds 1990 in dienst, laatstelijk in de functie van technisch directeur. Op 31 mei 2010 is een beëindigingsovereenkomst gesloten. Thans stelt werknemer zich op het standpunt dat werkgeefster nog de vakantietoeslag vanaf 1 januari 2004 tot 1 december 2010 aan hem dient te betalen. Werkgeefster beroept zich onder meer op verjaring.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 20 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) verjaart ieder vorderingsrecht tot betaling van vakantiebijslag na verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de uitbetaling had moeten geschieden. Anders dan werknemer stelt, valt uit de vaststellingsovereenkomst niet af te leiden dat werkgeefster heeft ingestemd met het alsnog uitbetalen van de vakantietoeslag. Met zijn brief van 29 december 2010 heeft werknemer de verjaring gestuit. De op 1 juni 2004 en 1 juni 2005 opeisbare vakantietoeslag is derhalve verjaard. De vordering  tot uitbetaling van de vakantietoeslag is dan ook slechts toewijsbaar voor zover het de periode vanaf 29 december 2005 betreft.

De kantonrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of werkgeefster over de periode 29 december 2005 tot 1 december 2010 op grond van de arbeidsovereenkomst, de cao of de wet nog vakantietoeslag aan werknemer verschuldigd is. De tot 1 juli 2004 geldende cao is op grond van artikel 14 Wet CAO op werknemer toegepast. Werknemer is een ongebonden werknemer. In dit geval heeft de cao geen nawerking. Vanaf 1 juli 2009 is een nieuwe cao van toepassing, maar werknemer kan geen nakoming van de cao afdwingen. Wel komt werknemer een beroep toe op artikel 15 lid 1 WMM met dien verstande dat het bedrag waarmee de som van dit loon het drievoud van het minimumloon overschrijdt buiten beschouwing blijft. Werknemer heeft niet betwist dat hij meer dan het drievoud van het minimumloon heeft ontvangen. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat zij desondanks geen vakantietoeslag verschuldigd is, omdat zij in 2004 met werknemer is overeengekomen dat de vakantietoeslag zou worden vervangen door c.q. verrekend met de eindejaarsuitkering. Deze stelling faalt. Gelet op artikel 16 lid 5 WMM mag alleen schriftelijk worden afgeweken van artikel 15 WMM. Gesteld noch gebleken is dat aan de door werkgeefster gestelde afspraak een schriftelijke overeenkomst ten grondslag ligt. De vordering tot betaling van de vakantietoeslag over de vergoeding wegens opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen ad € 1.842,54 bruto en tot betaling van de achterstallige vakantietoeslag over de periode 29 december 2005 tot 1 december 2010 wordt toegewezen. Werknemer wordt in de gelegenheid gesteld bij akte een berekening van de vakantietoeslag over te leggen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient werknemer inzichtelijk te maken hoe en op grond van welke bedragen de berekening is samengesteld. Volgt aanhouding van de zaak.