Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 oktober 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:7544
werkneemster/Stichting Continuering Uitvoering AWBZ en WMO Groningen e.o. in liquidatie
Werkneemster (35 jaar) is in 1999 in dienst getreden van Stichting Thuiszorg Groningen (hierna: STG). STG is in 2009 failliet gegaan. Vervolgens is Stichting C.U. opgericht met het doel de thuiszorg te continueren. Met ingang van 11 maart 2009 is werkneemster bij Stichting C.U. in dienst getreden. In februari 2011 heeft een bewoonster van het zorgcomplex geklaagd over het feit dat er meermalen geld uit haar portemonnee was weggenomen en dat dit alleen maar kon zijn gebeurd als zij in de badkamer werd verzorgd. Daarom vermoedde de bewoonster dat haar geld gestolen werd door personeel. Op haar verzoek is vervolgens een verborgen camera op haar kamer geplaatst. Werkneemster is op staande voet ontslagen, nadat zij op 19 februari 2011 aan de bewoonster zorg heeft verleend, geld is verdwenen en werkneemster op camerabeelden zichtbaar was. De kantonrechter heeft de loonvordering van werkneemster afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Op de filmbeelden is te zien dat werkneemster naar een stoel loopt waar de tas van de bewoonster aan hangt. Vervolgens is enkel de rug van werkneemster zichtbaar, is zichtbaar dat er zoekende bewegingen zijn, maar is niet zichtbaar dat werkneemster geld in haar zak stopt. De bewijslast van de dringende reden, die aan het ontslag ten grondslag is gelegd, rust op Stichting C.U. als werkgeefster. De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof terecht geoordeeld dat Stichting C.U. voorshands voldoende heeft aangevoerd om haar in het bewijs geslaagd te achten, behoudens door werkneemster te leveren tegenbewijs. Het ligt in de gegeven omstandigheden op de weg van werkneemster om een andere plausibele verklaring te geven voor haar beschreven en gefilmde handelingen. Dat zij is vrijgesproken door de politierechter is daarvoor niet voldoende. Werkneemster wordt wel toegelaten tegenbewijs te leveren.
Werkneemster heeft voorts verwezen naar de omvang van het beweerdelijk gestolen bedrag en aangevoerd dat relativering van de ernst derhalve in de rede ligt. Het hof deelt deze mening niet. Het door een medewerker van een zorginstelling ontvreemden van geld of andere eigendommen van bewoners, die afhankelijk zijn van de zorg van die instelling, is zodanig onoorbaar dat dit ontslag op staande voet rechtvaardigt. Zowel de zorginstelling als de bewoners dienen de verzorgenden, die vrije toegang tot de privévertrekken van de bewoners hebben, volledig te kunnen vertrouwen. Het hof voegt daaraan toe dat daarbij niet uitmaakt of nu wordt uitgegaan van een dienstverband van twee jaar of bijna twaalf jaar. Werkneemster heeft voorts gewezen op de ingrijpende gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar heeft: door financiële problemen moest zij haar huurwoning verlaten, terwijl zij zwanger is. Zij is bij haar partner ingetrokken. Het hof ziet ook daarin geen reden die Stichting C.U. ervan had moeten weerhouden de sanctie van ontslag op staande voet te hanteren. Afgezet tegen de aard en ernst van diefstal van een aan haar zorg toevertrouwde cliënt is ontslag op staande voet gerechtvaardigd. Werkneemster wordt wel toegelaten tegenbewijs te leveren.