Naar boven ↑

Rechtspraak

X/gemeente Spijkernisse

Hoge Raad houdt eindoordeel inzake beslag op vakantiegeld aan. Artikel 392 Rv e.v. van overeenkomstige toepassing bij cassatie in belang der wet.

In AR 2014-0203 is de conclusie van de A-G in een geschil tussen X en de gemeente Spijkernisse gepubliceerd, waarin de vraag centraal stond of het vakantiegeld uitgesmeerd moet worden over de periodieke loonbetalingen of dat in de maand mei over al het meerdere dan de beslagvrije voet beslag mag worden gelegd. De A-G concludeerde dat de beslagvrije ruimte op loon/uitkering maandelijks plaatsvindt zodat de uitkering van vakantiegeld in de maand mei – ook al ziet dit op een samenstel van maandelijkse aanspraken – na aftrek van de beslagvrije voet voor beslag in aanmerking komt. Bij een op 1 mei 2014 gedateerde brief van de Sociale Verzekerings Bank (SVB) is de Hoge Raad erover geïnformeerd dat bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een procedure aanhangig is over dezelfde rechtsvraag als in het onderhavige cassatieberoep aan de Hoge Raad is voorgelegd. Partijen in die procedure zijn (onder meer) de SVB en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. Volgens de brief zijn deze beide partijen overeengekomen de onderhavige kwestie ‘ten principale uit te procederen, zo nodig en mogelijk tot en met de Hoge Raad’. In de brief wordt verzocht de uitspraak in het onderhavige cassatieberoep aan te houden ‘totdat de Hoge Raad kennis heeft kunnen nemen van de standpunten en aanvullende argumenten van beide partijen als reële belanghebbenden’. Gelet op een en ander ziet de Hoge Raad aanleiding om gelegenheid te geven tot het maken van schriftelijke opmerkingen, overeenkomstig het in artikel 393 lid 2 Rv bepaalde. Weliswaar betreft deze zaak geen prejudiciële vraag als bedoeld in artikel 392 e.v. Rv, maar de functie van een vordering tot cassatie in het belang der wet en die van de beantwoording van prejudiciële vragen is dezelfde, namelijk het beantwoorden van rechtsvragen die voor de praktijk van belang zijn, mede in verband met de rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Daarom bestaat grond de mogelijkheid tot het maken van schriftelijke opmerkingen ook toe te passen bij de behandeling van een cassatieberoep in het belang der wet, ingeval dat daartoe naar het oordeel van de Hoge Raad aanleiding bestaat.