Naar boven ↑

Rechtspraak

Vereniging X/Stichting Sociaal Fonds Taxi
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 juli 2014
ECLI:NL:GHARL:2014:5666

Vereniging X/Stichting Sociaal Fonds Taxi

Stichting Sociaal Fonds Taxi kan zowel nakoming van de CAO Taxivervoer als gefixeerde schadevergoeding wegens niet-nakoming informatieplicht over naleving cao vorderen. Matiging boetes wegens indirecte gebondenheid werkgever aan algemeen verbindend verklaarde boeteregeling.

Werkgever exploiteert een taxibedrijf en is als zodanig gebonden aan de CAO Taxivervoer. SFT houdt toezicht op de naleving van de cao. In het bij de CAO SFT behorende uitvoeringsreglement is bepaald dat indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens het SFT gedurende ten minste 14 dagen nalatig blijft de vanwege het SFT verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de cai naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, hij verplicht is door dat enkele feit aan het SFT een forfaitaire schadevergoeding te betalen. Op 15 september 2010 heeft SFT een onderzoek uitgevoerd bij werkgever naar de naleving van de cao’s. Bij brief van 8 oktober 2010 heeft SFT aan werkgever haar bevindingen meegedeeld en om inzage in stukken gevraagd. Werkgever heeft die stukken niet geleverd. SFT heeft werkgever nogmaals gesommeerd de stukken te overleggen op straffe van de forfaitaire boete van € 2.011,50 per week. SFT heeft werkgever in rechte betrokken en gevorderd dat werkgever de CAO Taxivervoer nakomt en voorts de forfaitaire boete betaalt (inmiddels € 289.656).

Het hof oordeelt als volgt. Werkgever stelt zich op het standpunt dat hij als kleine onderneming niet aan alle administratieve eisen van SFT kan voldoen, de boete betalen en de cao kan nakomen. Volgens werkgever kan SFT niet nakoming en boete vorderen. Naar het oordeel van het hof ziet werkgever over het hoofd dat hij gehouden is om te voldoen aan de verplichtingen die hij als werkgever in de taxibranche heeft op grond van de algemeen verbindend verklaarde CAO Taxivervoer, waaronder die betreffende inschaling, loonbetaling, pensioenvoorziening en administratie. Indien hij daaraan gedurende langere tijd niet kan voldoen omdat zijn onderneming onvoldoende opbrengst genereert, dient hij daar de consequentie aan te verbinden dat zijn onderneming geen bestaansrecht heeft en behoort hij niet de gevolgtrekking te maken, dat hij de algemeen verbindend verklaarde regels aan zijn laars mag lappen. Zijn beroep op financieel onvermogen, dat overigens niet met gegevens is onderbouwd, vrijwaart hem dan ook niet van zijn verplichting tot verschaffing van de gevraagde, correcte, gegevens waaruit blijkt dat hij zijn cao-verplichtingen nakomt ofwel geconstateerde onjuistheden dienaangaande herstelt. De vordering van SFT tot nakoming is terecht door de kantonrechter toegewezen: van overmacht is geen sprake.

Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het in artikel 9 lid 2 van het uitvoeringsreglement neergelegde beding gekwalificeerd moet worden als een boetebeding. Anders dan SFT primair ten verwere aanvoert, kan een dergelijk beding ook strekken tot schadevergoeding, in welk geval het van regelend recht zijnde artikel 6:92 BW mogelijk verhindert dat naast nakoming ook aanspraak op het boetebeding wordt gemaakt. Anders dan waar werkgever van lijkt uit te gaan, is er geen rechtsregel die meebrengt dat er nimmer naast nakoming een boete of schadevergoeding toegewezen kan worden, maar een partij kan niet zowel nakoming als vervangende schadevergoeding vorderen. Als de boete niet in de plaats komt van de oorspronkelijke verbintenis, kunnen nakoming en betaling van de boete naast elkaar worden gevorderd. Daarvoor dient het boetebeding te worden uitgelegd. Naar het oordeel van het hof heeft het onderhavige boetebeding een meerduidige strekking. De boete, die bij de in artikel 9 lid 2 vermelde ingebrekestelling in het vooruitzicht wordt gesteld, dient in deze context als prikkel tot nakoming binnen de gestelde termijn. Bij overschrijding van die gestelde termijn dient de wekelijks oplopende boete ingevolge artikel 9 lid 1 van het uitvoeringsreglement tot vergoeding van:

a. immateriële schade zoals bedoeld in artikel 16 Wet CAO wegens schending van de cao, welke vergoeding gevorderd kan worden door een vereniging van werkgevers of werknemers die partij is bij een cao (ten behoeve van zichzelf en/of haar leden). Deze vergoeding kan evenwel alleen gevorderd worden van (een lid van) de wederpartij bij die cao, zodat deze bepaling niet op de onderhavige situatie van toepassing is;

b. de materiële en immateriële schade zoals bedoeld in de artikelen 15 en 16 Wet CAO wegens schending van algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao door een werkgever of een werknemer, welke vergoeding ingevolge artikel 3 lid 4 Wet AVV gevorderd kan worden door een vereniging van werkgevers of werknemers die partij is bij die algemeen verbindend verklaarde cao (ten behoeve van zichzelf en/of haar leden). Daarnaast strekt de boete, die door SFT namens de cao-partijen mag worden gevorderd doch slechts voor zover het hun eigen schade betreft, ingevolge artikel 9b lid 3 van het uitvoeringsreglement tot:

c. dekking van de kosten van het toezicht op de naleving van de cao.

De verlangde boete strekt in dit geval dus tot vergoeding van de eigen schade van de cao-partijen voor zover zij een vereniging zijn en tot bestrijding van de onder c genoemde kosten. Het daarvoor verschuldigde bedrag is gefixeerd in die zin, dat het niet om een en hetzelfde concrete bedrag gaat, maar om een forfaitair bedrag: de uitkomst van een berekening op basis van vastgelegde variabele, maar objectief vast te stellen, gegevens. Deze fixatie brengt mee dat geen onderzoek is vereist naar het bestaan en de omvang van de werkelijke schade. Naar het oordeel van het hof valt uit de bewoordingen van de cao niet op te maken dat de hiervoor onder c bedoelde kostenvergoeding ertoe strekt in de plaats te komen van de verplichting tot nakoming van de algemeen verbindend verklaarde cao. Datzelfde geldt voor de vergoeding van de eigen schade die de cao-partijen lijden als gevolg van de schending van de algemeen verbindend verklaarde cao, en met name hun immateriële schade, waarop de grief van werkgever zich toespitst. Werkgever heeft ook nagelaten om toe te lichten op basis waarvan zij meent dat naast deze immateriële schadevergoeding geen plaats is voor toewijzing van de vordering tot nakoming. Het hof overweegt voorts dat het oplopen van een boete (los van de hoogte ervan) naarmate de van werkgever verlangde prestatie langer uitblijft ook niet aannemelijk maakt dat de boete moet worden beschouwd als vervanging voor de door SFT verlangde nakoming van bepaalde concrete verplichtingen van werkgever, waarvan de omvang niet door tijdsverloop wijzigt. Kortom, de vordering van nakoming en schadevergoeding is in dit geval toegestaan.

Mede vanwege het feit dat werkgever niet zelf, maar via de algemeen verbindend verklaarde cao aan het boetebeding is gebonden, ziet het hof reden tot matiging van de boetesom. De reputatieschade wordt gematigd tot een bedrag van € 10.000. Over de kosten van SFT dient SFT zich nader uit te laten (volgt aanhouding van de zaak).