Rechtspraak
Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V./werknemerRechtbank Noord-Holland, 27 november 2015
Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V./werknemer
Werknemer is in 1986 in dienst getreden van KLM. Laatstelijk vervulde hij de functie hoofd van de afdeling Ground Support Equipment (de afdeling GSE). Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor KLM-grondpersoneel van toepassing. KLM verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW jo. artikel 7:669 lid 3 onderdeel e en g BW. KLM legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. Werknemer en/of zijn medewerkers heeft/hebben ten onrechte voor privédoeleinden gebruik gemaakt van het voertuig van KLM. Door met het voertuig op kosten van KLM te tanken voor privédoeleinden heeft werknemer KLM bestolen. Werknemer heeft niet de verplichte kilometerregistratie bijgehouden of daar controle op uitgeoefend. Met het voertuig gemaakte overtredingen in september en november 2014 zijn niet doorbelast aan degene die het voertuig tijdens het begaan van die overtredingen gebruikte. Hiermee heeft werknemer gehandeld in strijd met de cao-bepalingen en de gedragscode en dit kan werknemer als leidinggevende zo zwaar worden aangerekend dat KLM aan hem geen transitievergoeding verschuldigd is. Subsidiair wordt gesteld dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Het verweer van werknemer strekt primair tot afwijzing van het verzoek.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Vast is komen te staan dat werknemer zich in elk geval in de periode april tot en met augustus 2015 heeft schuldig gemaakt aan het voor privédoeleinden gebruiken van het voertuig. Werknemer heeft voor het aangetoonde gebruik geen of onvoldoende valide verklaringen gegeven. Deze malversaties zijn pas na gedegen onderzoek, dat de nodige tijd heeft gekost, aan het licht gekomen. Werknemer heeft zichzelf ten nadele van KLM verrijkt door op kosten van KLM te tanken voor privégebruik van het voertuig en tegelijkertijd een reiskostenvergoeding te ontvangen. Het handelen is zo verwijtbaar, dat van KLM niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het betoog van werknemer dat KLM in dit geval niet voor beëindiging van de arbeidsrelatie had moeten kiezen, maar voor andere, minder verstrekkende mogelijkheden, gaat niet op. Het was immers zonneklaar dat werknemer het voertuig niet voor privédoeleinden mocht inzetten en dan hoeft KLM hem bij de constatering van herhaalde en flagrante overtreding van deze regel geen tweede kans te geven voordat wordt besloten tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Geoordeeld wordt dat niet alleen sprake is van verwijtbaar handelen, maar van ernstig verwijtbaar handelen door werknemer. De positie van hoofd van de afdeling GSE brengt een vertrouwensrelatie met zich waarin deze de mogelijkheid heeft om te beschikken over een voertuig dat toebehoort aan KLM en waarbij het tanken van brandstof voor dat voertuig op kosten van KLM plaatsvindt. Zeker nu werknemer wist dat KLM geen actieve controle uitoefende op het (privé)gebruik van haar bedrijfsauto’s door er streng op toe te zien dat kilometerregistratie deugdelijk werd bijgehouden en werknemer zelf altijd tankte en daardoor op de hoogte was van het gebruik van het voertuig zijn malversaties als de onderhavige zeer moeilijk te bewijzen. Werknemer had met andere woorden de middelen en de mogelijkheid om KLM om de tuin te leiden en te bestelen en heeft door dit te doen ook misbruik gemaakt van zijn positie als leidinggevende. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 december 2015 (ex art. 7:671b lid 8 onderdeel b BW) zonder toekenning van een transitievergoeding.