Naar boven ↑

Rechtspraak

Federatie Nederlandse Vakbeweging/Stichting de Bibliotheek Utrecht
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 8 juni 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:3052

Federatie Nederlandse Vakbeweging/Stichting de Bibliotheek Utrecht

Uitleg artikel 48 cao Openbare Bibliotheken. De bibliotheek handelt in strijd met artikel 48 lid 3 van de cao door werkzaamheden die thans of tot voor kort door bibliotheekmedewerkers in haar dienst worden of werden verricht, te laten uitvoeren door vrijwilligers.

Stichting de Bibliotheek Utrecht (hierna: de bibliotheek) is lid van de Vereniging van Openbare Bibliotheken, welke vereniging aan werkgeverszijde partij is bij de cao Openbare Bibliotheken (hierna: cao OB). Artikel 48 van de cao OB bepaalt dat bibliotheken alleen gebruik maken van vrijwilligers, indien hun inzet beperkt blijft tot een aanvulling op de professionele organisatie en niet ten koste gaat van de betaalde formatie van de professionele organisatie. Op 26 november 2015 heeft de heer X de ondernemingsraad gevraagd advies uit te brengen over het voornemen van de bibliotheek tot het doorvoeren van een reorganisatie. De ondernemingsraad heeft over de reorganisatie negatief geadviseerd. De bibliotheek heeft eind maart 2016 een aanvang gemaakt met de uitvoering van het reorganisatiebesluit. FNV vordert onder meer dat de bibliotheek wordt veroordeeld om artikel 48 van de cao OB na te leven door de uitvoering van het reorganisatiebesluit te staken.

De kantonrechterrechter oordeelt als volgt. De bibliotheek stelt dat de reikwijdte van artikel 48 van de cao OB in die zin beperkt is dat deze cao-bepaling geen toepassing vindt bij de beoordeling van een reorganisatie als de onderhavige. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Nu de ondernemingsraad tegen het reorganisatiebesluit van 22 februari 2016 geen beroep heeft ingesteld bij de Ondernemingskamer, heeft dat besluit weliswaar in dit kort geding te gelden als te zijn genomen overeenkomstig het in de WOR bepaalde, maar dit laat onverlet dat FNV, als partij bij de cao OB, de bevoegdheid heeft om naleving van de cao af te dwingen, indien de reorganisatie daarmee in strijd komt. Een beperking van de reikwijdte van artikel 48 van die cao, zoals Bibliotheek Utrecht die voorstaat, is niet te lezen in de tekst van die cao-bepaling en volgt ook niet uit de context ervan. Artikel 48 maakt deel uit van het hoofdstuk VII van die cao, dat blijkens de titel betrekking heeft op ‘Sociaal-organisatorische regelingen’ en onder meer ook regels geeft voor het wervings- en aanstellingsbeleid en bij reorganisatie en fusie. Dat duidt er, anders dan Bibliotheek Utrecht meent, niet op dat artikel 48 door een cao-partij niet kan worden ingeroepen ter toetsing van een reorganisatie als de onderhavige. De door Bibliotheek Utrecht bepleite uitleg zou ook leiden tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat de vraag naar verdringing van betaalde door onbetaalde arbeid niet aan de orde zou zijn op – bij uitstek – het moment dat die verdringing zich kan voordoen, en wel bij een reorganisatie. Juist wanneer verdringing zich voordoet, zou het verbod van artikel 48 lid 3 van de cao zinledig zijn. Partijen twisten voorts over de vraag of sprake is van strijd met het bepaalde in lid 3 van artikel 48 van de cao OB. Het vereiste van het derde lid, dat de inzet van vrijwilligers niet ten koste gaat van de betaalde formatie, geeft een stringente norm, waaraan een cao-partij de leden van een andere cao-partij mag houden. Bibliotheek Utrecht heeft betoogd dat bij de toetsing aan deze norm uitsluitend de nieuw te vormen organisatie moet worden betrokken. De kantonrechter verwerpt dit standpunt. Het begrip ‘ten koste van’ duidt erop dat de toetsing aan artikel 48 lid 3 cao noopt tot een vergelijking tussen de oude en de nieuwe organisatie van de bibliotheek. De kantonrechter begrijpt dat Bibliotheek Utrecht, onder druk van de gemeentelijke politiek, niet heeft willen besluiten tot beperking van haar dienstverlening, maar dit leidt er – gezien de beperkt beschikbare financiële middelen – toe dat het werk van betaalde krachten wordt overgelaten aan vrijwilligers, hetgeen de cao verbiedt. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Bibliotheek Utrecht in strijd met artikel 48 lid 3 van de cao OB handelt door werkzaamheden die thans of tot voor kort door bibliotheekmedewerkers in haar dienst worden of werden verricht, te laten uitvoeren door vrijwilligers. FNV heeft in dit kort geding dan ook recht op en belang bij een voorziening, strekkende tot naleving van deze cao-bepaling en tot verbod van handelingen die daarmee in strijd komen. Volgt een veroordeling van de bibliotheek om het bepaalde in artikel 48 lid 3 van de cao OB na te leven door werkzaamheden die thans of tot voor kort door bibliotheekmedewerkers in haar dienst worden of werden verricht, niet over te dragen aan vrijwilligers. Omdat artikel 48 op zichzelf niet in de weg staat aan een reorganisatie, aan het doen vervallen van functies, aan inkrimping van de formatie van bibliotheekmedewerkers en hun boventalligheidverklaring, en deze cao-bepaling evenmin de inzet van (meer) vrijwilligers verbiedt, is de vordering in zoverre niet toewijsbaar.