Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 7 mei 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:1577
Feiten
Werknemer is op 23 januari 2017 bij werkgeefster in dienst getreden als (vrachtwagen)chauffeur. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week. Werkgeefster houdt zich bezig met het van en naar klanten halen en brengen en het opslaan van gekoelde en diepgevroren producten. Werkgeefster is onderdeel van een concern. Het concern houdt zich bezig met de aardappelgroothandel, de exploitatie van koel- en vrieshuizen en de handel in en verhuur van nieuwe en gebruikte trucks en overig materieel. Op 20 juni 2020 is werknemer tijdens het lossen van een lading aardappelen van de oplegger gevallen, waarna hij zich heeft ziekgemeld. Op 19 juli 2020 heeft hij zijn werkzaamheden weer hervat. Vanaf 23 augustus 2020 heeft hij zijn werkzaamheden niet meer hervat. Tussen partijen is in geschil of de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) van toepassing is. Werknemer stelt dat dit het geval is, nu werkgeefster onder de werkingssfeer van de cao valt, en dat werkgeefster gehouden is zijn loon tijdens ziekte door te betalen conform de cao (100% van het laatstverdiende loon). Werkgeefster betwist primair dat de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is en voert subsidiair aan dat de cao alleen van toepassing is in de periode waarin deze algemeen verbindend is verklaard (tussen 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en tussen 29 september 2021 en 31 december 2022). De kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer per 1 oktober 2020 op grond van de algemeen verbindend verklaarde cao recht heeft gekregen op aanvulling van zijn loon tot 100%, in ieder geval gedurende 52 weken gerekend vanaf zijn eerste ziektedag. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen over de maand oktober 2020 en deze afgewezen over de maand september 2020. Werkgeefster heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Werkingssfeer cao
Werknemer heeft voldoende gesteld over de toepasselijkheid van de cao op zijn arbeidsovereenkomst met werkgeefster. Hij is als vrachtwagenchauffeur in dienst van een werkgever die zich bezighoudt met het van en naar klanten halen en brengen en het opslaan van gekoelde en diepgevroren producten en daarvoor een vergoeding ontvangt. Werkgeefster heeft haar betwisting van die stelling onvoldoende onderbouwd. Zo is niet aangevoerd dat werkgeefster niet de juridische eenheid is waarvoor een vergunning is aangevraagd of toegekend en niet of onvoldoende onderbouwd gesteld dat niet meer dan 20% van de omzet wordt gerealiseerd met beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen. Het hof komt tot het oordeel dat de kantonrechter wel heeft overwogen dat mogelijk op concernniveau zou moeten worden getoetst, maar daaraan terecht niet is toegekomen nu werkgeefster onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat op dat niveau moet worden getoetst.
Het hof overweegt voorts dat twee soorten vervoer onder de werkingssfeer van de cao vallen: vergunningplichtig vervoer krachtens de Wwg en vervoer anders dan van personen tegen vergoeding. Werkgeefster ontvangt van haar opdrachtgevers een vergoeding voor het vervoer dat zij voor hen verricht. Het hof oordeelt met de kantonrechter dat werkgeefster een werkgever is met een onderneming die vergunningplichtig vervoer krachtens de Wwg verricht en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verricht anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen, als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a van de cao.
Bedrag
Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om te kunnen vaststellen op welk concreet bedrag werknemer ter zake aanspraak heeft. Het stelt partijen daarom in de gelegenheid zich daarover bij akte uit te laten en om een berekening, voorzien van bewijsmiddelen, in het geding te brengen waaruit de hoogte en de duur van de aanspraak blijkt. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.