Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is in 2002 in dienst getreden van werkgever. In 2003 valt hij uit wegens burn-outklachten. Kort daarop verzoekt werkgever de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer. Na afwijzende beschikking van de kantonrechter verzoekt de werkgever toestemming van de CWI de arbeidsovereenkomst ‘wegens bedrijfseconomische redenen’ op te zeggen. Met toestemming van de CWI heeft werkgever de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd tegen 31 oktober 2004.

Volgens werknemer kennelijk onredelijk ontslag vanwege het zogenoemde gevolgencriterium. Hoewel hij een betrekkelijk kort dienstverband heeft gehad met werkgever is de opzegging gezien zijn leeftijd (50) en langdurige arbeidsongeschiktheid kennelijk onredelijk. Daarnaast heeft de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanning ondernomen. Volgens het hof heeft de werkgever inderdaad de re-integratie van werknemer, die was uitgevallen als gevolg van een burn-out, belemmerd, althans nadelig beïnvloed. Het feit dat kort na het uitvallen van werknemer een ontbindingsprocedure werd gestart is hiervan een voorbeeld. Het hof is voorts van oordeel dat alleszins aannemelijk is dat werknemer eerder (vóór het einde van het dienstverband met werkgever) hersteld zou zijn geweest en, zoal niet volledig hersteld, dan toch een betere positie op de arbeidsmarkt ten tijde van het ontslag zou hebben gehad, indien werkgever haar re-integratieverplichtingen jegens hem naar behoren was nagekomen. Aan werknemer wordt een vergoeding van € 30.000,00 bruto toegekend.