Rechtspraak
Wegens onduidelijkheid over de mogelijke toekomstige consequenties van het uitstellen van het geldend maken van het vroegpensioen, besluit werknemer de arbeidsovereenkomst te beƫindigen en aanspraak te maken op dit pensioen. Nadien blijkt de nieuwe pensioenregeling toch gunstiger. Werknemer beroept zich thans op dwaling, dan wel schending van het goed werkgeverschap gelegen in het onvoldoende juist informeren over de nieuwe regeling.
De rechter oordeelt echter dat van dwaling geen sprake kan zijn, nu werknemer ten tijde van zijn beslissing zelf twijfelde over de aanspraken uit het vroegpensioen.
De werkgever heeft in dit geval geen mededelingsplicht geschonden. Waar vast staat dat werknemer ondanks zijn aanvankelijke twijfel al eerder had verzocht om zowel het bewuste vroegpensioen als de beƫindiging van de arbeidsovereenkomst terwijl pas later op nagenoeg eenzelfde moment bij hen beiden bekend had kunnen en moeten zijn hoe de uiteindelijke pensioenregeling zou komen te luiden, lag het in ieder geval op de weg van werknemer zelf om - eventueel met hulp van anderen - te bezien en zonodig ook kenbaar te maken dat die nieuwe informatie voor hem aanleiding was alsnog terug te willen komen op de eerder al door hemzelf bewust ingeslagen weg. Nu hij dit niet heeft gedaan, moet zijn vordering worden afgewezen.