Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer vordert schadevergoeding omdat hij gezondheidsklachten ondergaat welke veroorzaakt zijn door langdurige blootstelling aan methanol bij werkgever. Centraal staat de vraag of de kantonrechter een juiste maatstaf heeft aangelegd met betrekking tot de verdeling van de stelplicht en de bewijslast. Het hof oordeelt als volgt.

Uitgangspunt ten aanzien van de stelplicht en bewijslastverdeling in het kader van artikel 7:658 BW is dat de werknemer kan volstaan met te stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarbij dient de werknemer wat betreft het causaal verband voldoende aannemelijk te maken dat hij de schade in het kader van zijn werkzaamheden bij de werkgever heeft opgelopen (condicio sine qua non verband). In het geval van beroepsziektes als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen dient het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen diens schade en de arbeidsomstandigheden te worden aangenomen indien de werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgverplichting ex art. 7:658 BW (HR 17 november 2000, NJ 2001, 596, Unilever/Dikmans). In een later arrest (HR 23 juni 2006, JAR 2006, 174) heeft de Hoge Raad het Unilever/Dikmans arrest nader uitgelegd: voor toepassing van de Unilever/Dikmans regel van bewijslastverdeling is nodig dat de werknemer niet alleen stelt en bij betwisting bewijst dat hij gedurende zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen, maar ook dat hij stelt en zonodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan een ziekte of aan gezondheidsklachten welke door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt. Indien de werkgever heeft nagelaten voldoende maatregelen te treffen ter voorkoming van de blootstelling door de werknemer aan schadelijke stoffen en dus ter voorkoming van schade is de werkgever voor de schade aansprakelijk. De werkgever kan aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij stelt en bewijst dat de veiligheidsmaatregelen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd de beroepsziekte niet zouden hebben voorkomen, of indien hij stelt en bewijst dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De twee laatst genoemde uitzonderingen zijn in deze procedure niet aan de orde.

Volgens de werkgever dient werknemer onder ander de intensiteit en frequentie van de blootstelling te stellen en aannemelijk te maken. Het hof oordeelt anders en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.