Rechtspraak
Eiser (statutair directeur) heeft in samenspraak met XXX tijdelijk 60.000 euro geleend van de onderneming om zijn overbruggingshypotheek te financieren. Nadat deze lening is geconstateerd door de accountant vindt een AvA plaats. Eiser wordt per onmiddellijke ingang ontslagen.
Volgens eiser is het ontslagbesluit vernietigbaar op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW. De rechtbank volgt eiser hierin om de volgende redenen. In de eerste plaats is de strekking van de wettelijke en de statutaire bepaling dat de oproeping voor de algemene vergadering de te behandelen onderwerpen dient in te houden, te bereiken dat de deelnemers weten of op bepaalde onderwerpen besluitvorming dient plaats te vinden en, zeker bij belangrijke onderwerpen, zo mogelijk in welke richting deze zou kunnen gaan. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank des te sterker als de oproeping gericht is tot een persoon die geen deel uitmaakt van de vergadering, maar over een hem persoonlijk regarderende kwestie gehoord zal worden.
De algemene aanduiding van het onderwerp bij de oproeping, die zelfs, gelet op de woorden ‘It is not exactly clear as to when it is intended to have this amount repaid,’ kan inhouden dat de algemene vergadering in de eerste plaats een toelichting van eiser op zijn gedrag wenste, geeft onvoldoende duidelijk aan wat volgens XXX de inhoud van het onderwerp was: “Tenzij er iets heel bijzonders naar voren gebracht werd dat niemand had kunnen voorzien, zou ontslag de juiste maatregel zijn.” Hierop diende [eiser], wiens positie als bestuurder en werknemer aan de orde was, zich goed te kunnen voorbereiden.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de opstelling van Dimension Data Nederland waarbij zij na een onvoldoende duidelijke oproeping in een kort en informeel gesprek dat toevallig plaatsvindt, bij monde van XXX aangeeft dat eiser niet op de vergadering hoeft te komen, maar dat telefonisch meevergaderen voldoende is, in strijd met de zorgvuldigheid waarmee zij een bestuurder/werknemer in staat behoort te stellen om over zijn voorgenomen ontslag te worden gehoord en daarmee in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, jegens elkander in acht hebben te nemen (art. 2:8 BW). Het besluit is dan ook vernietigbaar op grond van art. 2:15 lid 1 onder b BW en de vordering tot vernietiging ervan is toewijsbaar.
Bekrachtiging ex 2:14 niet mogelijk bij een vernietiging op grond van 2:8 BW.