Rechtspraak
Centraal staat de vraag of sprake is van onrechtmatige concurrentie door ex-aandeelhouder van overgedragen onderneming. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. In het arrest van 1 juli 1997 (NJ 1997, 685) heeft de Hoge Raad overwogen dat een overeenkomst waarbij iemand een handelsonderneming aan een ander overdraagt zich in de regel verzet tegen een handelwijze die erop neerkomt dat de overdrager zijn rechtsopvolger concurrentie aandoet door in de directe omgeving van de overgedragen onderneming dezelfde werkzaamheden te blijven verrichten, die hij voor de overdracht in de onderneming ook reeds verrichtte. Daarbij zal, aldus de Hoge Raad, de plaatselijke bekendheid van de overdrager mede beslissend zijn voor de vraag of een gedraging binnen de hiervoor bedoelde grenzen valt. Het niet aangaan van een concurrentiebeding betekent geen vrijbrief om in strijd met een overeenkomst of de in artikel 6:248 BW lid 1 bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid zijn wederpartij concurrentie aan te doen.
Volgens de voorzieningenrechter is in casu sprake van onrechtmatige concurrentie door kort samengevat: het aandoen van concurrentie aan de overgedragen onderneming in de directe omgeving, terwijl de overdragende partij voor zijn aandelen in de overgedragen onderneming een overnameprijs heeft ontvangen die voor het leeuwendeel uit goodwill bestaat- moet worden geoordeeld dat de concurrentie door [x] in strijd is met de in artikel 6:248 BW genoemde eisen van redelijkheid en billijkheid die op de overeenkomst van partijen van toepassing zijn. Eiser heeft dan ook recht en belang bij het jegens verweerder gevorderde verbod op het aanbieden, verkopen en leveren van producten en/of diensten die concurrerend zijn (te achten) aan de producten en/of diensten van eiser op het gebied van ventilatie, akoestiek, thermische isolatie en engineering. De daartoe strekkende vordering van eiser is dus toewijsbaar.