Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

De vennootschap/opdrachtgever zegt de managementovereenkomst met de vennootschap/bestuurder rechtsgeldig op. Daarbij wordt tevens de persoon die als bestuurder optreedt, vrijgesteld van zijn werkzaamheden. De vordering om weer te worden toegelaten tot de werkzaamheden, wordt afgewezen.

Voor toepassing van arbeidsrechtelijke criteria, ontleend aan de eis van goed werkgeverschap in artikel 7:611 BW, is in casu geen plaats. Hoewel eiser aanvankelijk de werkzaamheden heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst, is naderhand niet louter om fiscale redenen een managementovereenkomst gesloten. Veeleer is aannemelijk dat het aangaan van een managementovereenkomst ook meer recht deed aan de positie van eiser als directeur (weliswaar niet statutair, maar wel als lid van het directieteam) en van [eiseres] als aandeelhouder van ClientFirst Beheer.

Ook overigens brengt de aard van de managementovereenkomst niet mee, dat arbeidsrechtelijke criteria bij wijze van analogie toepassing dienen te vinden. Deze criteria kunnen derhalve niet leiden tot een ander uitgangspunt met betrekking tot het afnemen van de managementwerkzaamheden door ClientFirst Beheer dan hiervoor onder 4.3 is genoemd en ook niet tot andere redelijkheidseisen dan die van artikel 6:248 BW. Evenmin volgt een ander uitgangspunt of toepassing van andere redelijkheidseisen uit artikel 2:8 BW en/of artikel 3:12 BW.