Rechtspraak
Werknemer vordert pensioentoezegging en loon. Hij grondt zijn pensioenvordering op artikel 2 lid 2 Pensioen- en Spaarfondsenwet. Kantonrechter wijst vordering af omdat artikel 2 lid 2 geen aanspraak geeft op een pensioentoezegging, doch slechts een wettelijk vermoeden geeft dat er sprake is van een pensioentoezegging. In dit geval staat echter vast dat er geen toezegging is gedaan, zodat vordering wordt afgewezen. Loonvordering (salarisverhogingen) wordt afgewezen op grond van innerlijk tegenstrijdige stellingen. Hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Het hof overweegt ten aanzien van loonvordering dat nu op grond van de arbeidsovereenkomst geen recht bestaat op reguliere loonsverhogingen en jaarlijkse verhogingen prestatie gerelateerd zijn, terwijl vast staat dat de werknemer geen wezenlijke prestatie heeft geleverd vanwege ziekte, de werkgever deze verhogingen niet alsnog behoeft te betalen. Dat de overige collega's wel een verhoging kregen is op zichzelf onvoldoende om op grond van het goed werkgeverschap ook een vergoeding aan een deze werknemer toe te kennen.