Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Kernvraag die in dit kort geding dient te worden beantwoord is, of de handelwijze van uitzendbureau X onrechtmatig is jegens werknemer. In een situatie als de onderhavige, waarin de ene werkgever (uitzendbureau X) de andere werkgever (CWI), die van dezelfde open kantoorruimte gebruik maakt, op de hoogte stelt van het feit dat een werknemer van de een (eiser) een werkneemster van de ander (uitzendbureau X) lastig valt, is van onrechtmatig handelen in beginsel geen sprake indien de daaraan ten grondslag gelegde beschuldigingen niet a priori onjuist zijn, niet onnodig grievend zijn en met zoveel mogelijk concrete feiten zijn onderbouwd. De keerzijde hiervan is dat een dergelijke mededeling onder omstandigheden wel onrechtmatig kan zijn, indien de beschuldigingen lichtvaardig zijn gedaan of apert onjuist zijn en/of indien de beschuldigde door die mededeling onnodig veel schade wordt berokkend.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit kort geding niet vast te stellen of de brief van 15 januari 2008 in de gegeven omstandigheden onrechtmatig is jegens werknemer. Immers, niet kan worden uitgesloten dat de in die brief vervatte beschuldigingen aan het adres van werknemer juist zijn. Anderzijds kan evenmin worden uitgesloten dat de beschuldigingen onjuist zijn. Nu over de feitelijke inhoud van de brief in dit kort geding niets kan worden gezegd, kan derhalve niet a priori met voldoende mate van zekerheid worden aangenomen dat uitzendbureau X onrechtmatig heeft gehandeld jegens werknemer. Werknemer valt toe te geven dat de brief kwalificaties bevat waarvan de vraag is of die door de feiten worden gedekt. Maar die kwalificaties zijn niet zodanig dat die op zichzelf reeds onrechtmatig zijn jegens werknemer. Daarbij komt nog dat vooralsnog niet onaannemelijk is dat het schrijven van een dergelijke brief geboden kan zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Een en ander maakt dat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter thans geen grond bestaat de brief van 15 januari 2008 te laten intrekken. Het primair gevorderde onder 3.1. sub a, evenals het subsidiair gevorderde onder 3.1. sub e, zal dan ook worden afgewezen. Nu vaststaat dat bepaalde mededelingen/beschuldigingen in de brief zijn gedaan en dat deze bij CWI bekend zijn geworden, brengt het intrekken van de brief als zodanig daarin op zichzelf ook geen verandering. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat werknemer in de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter de juistheid van de inhoud van de brief ter discussie kan stellen.