Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Werkgever heeft zijn re-integratieverplichtingen ernstig verzuimd. Omdat hij een kleine zelfstandige is met maar een werknemer, is hij niet in staat grote financiële compensatie te bieden. Toch levert bovenstaande een kennelijke onredelijke opzegging op.

De kantonrechter beoordeelt de schadevergoeding met inachtneming van alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag. De kantonrechter zoekt daarbij - mede uit oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid -aansluiting bij de vergoeding zoals die wordt toegekend bij ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De wezenlijke verschillen in karakter tussen de procedures inzake art. 7:681 en 7:685 BW staan daaraan niet in de weg op grond van het volgende. In wezen behelst de gebruikelijke wijze van berekening van een ontbindingsvergoeding (“kantonrechtersformule”) een (deels) uniforme weging van factoren die er toe leidt dat in vergelijkbare zaken een vergelijkbare uitkomst wordt bewerkstelligd. In de formule wordt rekening gehouden met een aantal elementen die ook voor toekenning van de onderhavige vergoeding van belang zijn (leeftijd en diensttijd, die mede de gevolgen voor de werknemer bepalen en die van invloed zijn op de kansen op de arbeidsmarkt, genoten inkomen) terwijl in de “C-factor” de overige omstandigheden van het geval ten volle kunnen meewegen. In dit geval stelt de kantonrechter, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, de C-factor vast op 0,3. Daarbij wordt met name in aanmerking genomen dat tegenover de op werkgever rustende schending van de reïntegratieverplichting, werknemer slechts gedurende twee jaren werkelijk arbeid voor werkgever heeft verricht en daarna blijvend is uitgevallen. De arbeidsongeschiktheid die uiteindelijk grond vormde voor het ontslag, is niet mede veroorzaakt door het werk, althans dit is niet komen vast te staan. Verder zal de kantonrechter rekening houden met de slechte financiële positie van werkgever.