Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer wil elders in dezelfde branche gaan werken en vordert in kort geding om te worden ontheven van zijn verplichtingen uit een concurrentiebeding. De vordering wordt afgewezen. Allereerst omdat hij onvoldoende heeft gesteld dat, en waarom, de fusie als een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding moet worden aangemerkt en voorts omdat een dergelijke ingrijpende wijziging - zo daar al sprake van is - in het algemeen, en ook in dit geval, onvoldoende is voor het aannemen van het oorzakelijk verband met het gestelde aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding (vgl. Hoge Raad 5 januari 2007 LJN AZ2221).

Het beroep op ongelijke behandeling -werkgever zou andere werknemers niet aan concurrentiebeding houden- wordt verworpen. Nu werknemer nog geen concreet uitzicht op een andere dienstbetrekking heeft, kan in dit kort geding geen belangenafweging plaats vinden