Rechtspraak
Werkneemster is langdurig arbeidsongeschikt. Na mislukte re-integratiepogingen stelt de werkgever voor een beëindigingovereenkomst op te stellen. Werkneemster heeft te kennen gegeven hiervan gebruik te willen maken, mits haar aanspraak op een WW- en/of ZW-uitkering gegarandeerd wordt. De werkgever wijst werkneemster op de wetswijziging van 1 oktober 2006 inzake de verlichte verwijtbaar werkloosheidstoets in de WW. Nadat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd, blijkt werkneemster niet in aanmerking te komen voor een uitkering omdat zij vanwege haar langdurige arbeidsongeschiktheid niet tot beëindiging had mogen overgaan. In kort geding vordert werkneemster vernietiging van de beëindigingovereenkomst wegens misbruik van omstandigheden en doorbetaling van het loon. De vordering is in eerste aanleg afgewezen.
Van dit oordeel is werkneemster in hoger beroep gekomen.
Het hof oordeelt als volgt. Werkgever wist dat werkneemster haar aanspraak op een uitkering wilde veiligstellen. Tevens wist werkgever dat werkneemster langdurig arbeidsongeschikt was en in een zeer moeilijke privé-situatie verkeerde. Werkneemster werd sterk beïnvloed door haar wens om bevrijd te worden van de druk die zij voelde om tot re-integratie te komen. Door onder deze omstandigheden desalniettemin aan te sturen op een beëindiging van de overeenkomst, zonder werkneemster op de risico's te wijzen, acht het hof aannemelijk dat de bodemrechter het beroep van werkneemster op vernietiging van de beëindigingovereenkomst wegens misbruik van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3:44 BW zal honoreren. Aan het oordeel van het hof doet niet af, dat werkneemster enige tijd heeft gehad om juridisch advies in te winnen over het beëindigingvoorstel van de werkgever en dat werkneemster blijkens onderdeel 4 van de preambule van de beëindigingovereenkomst van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Immers, werkneemster mocht in beginsel afgaan op de juistheid van de door Het Huis (in de persoon van voormelde personeelsfunctionaris) gedane mededeling omtrent haar rechten op een WW-/ZW-uitkering. Dat die mededeling onjuist bleek te zijn, komt, gezien de omstandigheden van dit geval, voor rekening van de werkgever.