Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer woont in Nederland en heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met een in Duitsland gevestigde vennootschap. Volgens het hof is de Nederlandse rechter bevoegd, mede gelet op het bepaalde in afdeling 5, artikelen 18 t/m 21, van de EG-Verordening nr. 44/2001. De forumkeuze van partijen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst, vermeld in de arbeidsovereenkomst, is niet geldig, nu die keuze is gedaan vóór het ontstaan van het geschil. Op de arbeidsovereenkomst is het Duitse recht van toepassing, mede gelet op het bepaalde in artikel 3 EVO. Uit de bepalingen van de arbeidsovereenkomst en uit de in het arrest vermelde omstandigheden blijkt dat partijen een keuze voor het Duitse recht hebben gedaan. Op arbeidsrechtelijk gebied wordt de rechtskeuze ingevolge artikel 6 lid 1 en artikel 7 EVO beperkt, onder andere in die zin dat de rechtskeuze niet derogeert aan bepaalde bijzonder dwingende regels (voorrangsregels) van derde landen of van het land waar de bevoegde rechter zich bevindt. Artikel 3:307 BW (betreffende de verjaring van een vordering tot nakoming, in dit geval betaling van provisie) kan niet als een dergelijke dwingende bepaling worden aangemerkt.

Bijgevolg is de Nederlandse rechter bevoegd en is het Duitse recht van toepassing. Volgt verwijzing naar de rechtbank om te beslissen in de hoofdzaak.

  • Wetsartikelen: 6 EVO en 7 EVO
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: Internationaal privaatrecht, Bevoegde rechter, Toepasselijk recht, Forumkeuze, EVO en Verjaringstermijnen in BW geen voorrangsregel ex artikel 7 EVO