Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werkgevers in het openbaar vervoer en de bonden onderhandelen over een nieuwe CAO voor het openbaar vervoer, maar komen daar niet uit. Werknemers leggen met ingang van 1 juni 2008 het werk volledig neer. De drie noordelijke provincies en Rover starten een kort geding tegen de bonden en menen dat het grondrecht van werknemers op staking dient te worden afgewogen tegen de belangen van derden, in dit geval met name de belangen van reizigers; voortzetting van de staking zou grote schade toebrengen.

De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de drie provincies - hoezeer zij ook als concessieverschaffende overheden belanghebbend zijn bij dit arbeidsconflict - moeten worden aangemerkt als 'derden’ in de zin van art. G (voorheen art. 31) ESH; de provincies bepalen immers niet welke arbeidsvoorwaarden in de CAO zullen worden vastgelegd. De voorzieningenrechter acht, alles afwegend, een algehele staking met de schade van dien op dit moment niet in een redelijke verhouding staan tot het belang van de werknemers om voor hun rechten op te komen.

De voorzieningenrechter gebiedt de bonden hun leden te berichten dat in de periode 12 juni 2008 tot en met 12 augustus 2008 de stakingen in het openbaar vervoer onrechtmatig zijn voor zover deze stakingen ritten in de spits betreffen en dat het niet is toegestaan om gedurende die ritten de werkzaamheden te staken.