Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Centraal staat de vraag of sprake is van onrechtmatige concurrentie. In dit verband wordt overwogen dat Lunter aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde diverse klanten van Lunter die hij kende uit hoofde van zijn vroegere functie bij Lunter heeft benaderd teneinde deze te bewegen producten van Indutra dan wel Yaja af te nemen, producten die ook door Lunter aan deze klanten werden aangeboden, en daarbij gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die hij bij Lunter heeft verkregen.

Gedaagde heeft dit niet betwist noch betwist dat hij meer klanten van Lunter heeft benaderd met producten soortgelijk aan de producten die door Lunter worden aangeboden. Hij heeft voorts erkend dat nu hij zowel bij Lunter als bij Indutra de offerteformulieren heeft ontwikkeld deze formulieren op elkaar lijken. Verder heeft Lunter onbetwist gesteld dat gedaagde bij een producent van Lunter in China samples heeft laten maken van dameslingeriesetjes, deze heeft aangeboden bij Action, een klant van Lunter, die dit aanbod heeft geaccepteerd, waardoor Lunter die een week later lingeriesetjes bij Action aanbod, achter het net viste. Aangenomen mag worden dat gedaagde als voormalig accountmanager van Lunter op de hoogte was van de afspraken van Lunter met haar producenten, de prijsstelling van Lunter en de behoefte van Action.

Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is voorshands voldoende waarschijnlijk, dat de bodemrechter - indien daarom verzocht- tot het oordeel zal komen, dat gedaagde Lunter op onrechtmatige wijze beconcurreert.