Rechtspraak
De kantonrechter is van mening dat een relatiebeding in beginsel niet hetzelfde is als een concurrentiebeding. Wel wordt aan de voorwaarden van een concurrentiebeding getoetst. De eerste vraag is of het relatiebeding schriftelijk is overeengekomen. Van belang hiervoor is de inhoud van de tripartite verklaring van 7 januari 2004, waarin expliciet is bepaald dat sprake was van een overname van de reeds bestaande arbeidsovereenkomst met de uitdrukkelijke mededeling dat “de inhoud van de arbeidsovereenkomst in het geheel niet zal wijzigen.” In de gegeven omstandigheden - mede gelet op HR 28 maart 2008, JAR 2008, 113 - is op deze wijze genoegzaam aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 BW voldaan. In dit kader acht de kantonrechter nog van belang dat het hier ging om een ongewijzigde voortzetting van een bestaande arbeidsovereenkomst, waarvan de inhoud en reikwijdte eiser volledig bekend waren. De ratio van het vereiste van schriftelijke vastlegging is immers om aan de werknemer een bijzondere waarborg te bieden in die zin dat hij de gevolgen van het, voor hem bezwarende, beding goed heeft kunnen overwegen. In dit geval kan worden geconstateerd dat deze waarborg aan eiser is geboden.
De enkele benoeming tot COO is geen functiewijziging waardoor het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
In dit kader wordt er - wellicht ten overvloede - op gewezen dat het bij de beoordeling of er een situatie is ontstaan op grond waarvan eiser aanspraak kan maken op de bijzondere waarborg(en) van artikel 7:653 BW gaat om de omstandigheden van dit (unieke) geval. En in casu gaat het om een werknemer, die al langer in de organisatie actief was en daarin vanaf de aanvang - ook buiten de eigen dochteronderneming - belangrijke posities bekleedde. Het gaat om iemand die de organisatie door en door kende en derhalve geacht moet worden de gevolgen van bedingen als de onderhavige volledig te kunnen overzien.
Vordering van eiser wordt afgewezen.