Rechtspraak
Nadat een aantal klachten is ontvangen dat een buschauffeur van RET geen kaartjes zou afgeven na betaling, heeft RET besloten op RETnachtnet heimelijk cameratoezicht te plaatsen om de gedragingen van de chauffeur op te sporen en vast te leggen. Nadat op camera de handelingen van chauffeur zijn vastgelegd wordt hem ontslag aangezegd. Tegen dit ontslag komt chauffeur op stellende dat de plaatsing van de camera's in strijd is artikel 8 EVRM, de WBP en dat appellant zich schuldig maakt aan artikel 441b Sr. De rechtbank was van oordeel dat de inzet van cameratoezicht in dit geval niet geoorloofd was omdat de klachten die aanleiding vormden voor het onderzoek geen duidelijke, concrete aanwijzingen hebben opgeleverd van betrokkenheid van alle nachtbuschauffeurs bij onregelmatigheden en omdat niet is voldaan aan de criteria op grond waarvan het - in artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in beginsel verboden - camera-toezicht alsnog rechtmatig kan worden geoordeeld. Volgens de rechtbank geldt de uitzondering op de strafbaarheid voor de overheid in het kader van opsporing van strafbare feiten niet voor appellant in zijn rol als exploitant van een vervoersonderneming. De rechtbank heeft tevens overwogen dat appellant de gekozen observatiemethoden prematuur heeft ingezet, omdat appellant andere hem ten dienste staande middelen had kunnen aanwenden om de veronderstelde onregelmatigheden op te sporen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Het aspect van het privéleven dat in het geval van het gebruikmaken van heimelijke camera's kan worden geschonden, is het recht van de geobserveerde om onbevangen zichzelf te kunnen zijn. Niet ter discussie staat dat dit recht zich ook uitstrekt tot de werkplek. De vraag of een inbreuk op dit recht kan worden gelegitimeerd kan worden beoordeeld aan de toetsing van de WBP. Volgens de Raad is in casu sprake van een legitiem doel en passend middel dat voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Geen schending van de WBP en daarmee ook geen schending van 8 EVRM. Ten aanzien van artikel 441b Sr overweegt de Raad als volgt. Blijkens de MvT bij het wetsvoorstel waarbij de huidige tekst is vastgesteld, is de term “wederrechtelijk” in dit artikel opgenomen om het heimelijk gebruik van camera's door de overheid in het belang van de opsporing en nationale veiligheid van strafbaarstelling ingevolge artikel 441b Sr uit te sluiten en voorts om het mogelijk te maken dat de rechter een afweging maakt in het geval van conflicterende grondrechten, bijvoorbeeld het recht op privacy versus het recht op vrije nieuwsgaring. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is aandacht besteed aan heimelijk cameratoezicht door werkgevers in relatie tot de begrippen “kenbaarheid” en “wederrechtelijkheid”. Uit de verslagen van die behandeling zou kunnen worden opgemaakt dat de regering het doen van een mededeling aan de ondernemingsraad dat in het bedrijf heimelijk cameratoezicht plaatsvindt voldoende vindt om aan de eis van “kenbaarheid” te voldoen. Wat daarvan en van de in dit geval gedane mededeling van appellant aan het dagelijks bestuur van de ondernemingsraad verder zij, uit die verslagen blijkt tevens dat in situaties waarin cameratoezicht niet kenbaar is gemaakt, het aan de rechter is om te beoordelen of er al dan niet sprake is van wederrechtelijkheid. Naar het oordeel van de Raad is ook in deze situatie, waarin strikt genomen zich niet de in de MvT gegeven voorbeelden voordoen, ruimte om te beoordelen of appellant wederrechtelijk heeft gehandeld. Nu blijkens hetgeen hiervoor is overwogen in dit geval het heimelijk cameratoezicht past binnen de grenzen van de Wpb, heeft appellant niet wederrechtelijk gehandeld en zich naar het oordeel van de Raad niet schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding als bedoeld in artikel 441b Sr.
(Red.: Zie over opsporingsactiviteiten d.m.v. cameratoezicht en observanten door RET ook: LJN: BD8065, Centrale Raad van Beroep , 06/4931 AW en 07/2070 AW; LJN: BD7972, Centrale Raad van Beroep , 06/4925 AW en 06/6312 AW; LJN: BD8005, Centrale Raad van Beroep , 06/4927 AW en 06/6315 AW: LJN: BD8045, Centrale Raad van Beroep , 06/4930 AW en 06/6316 AW: LJN: BD8039, Centrale Raad van Beroep , 06/4929 AW en 06/6313 AW: LJN: BD7994, Centrale Raad van Beroep , 06/4926 AW en 06/6319 AW; LJN: BD8026, Centrale Raad van Beroep , 06/4928 AW en 06/6318 AW.)