Rechtspraak
Werkgever (St. Maartenskliniek) heeft onvoldoende inspanningen verricht om de spanningen tussen werkneemster en het afdelingshoofd te verminderen, dan wel weg te nemen. Hierdoor is de spanning onnodig hoop opgelopen, waardoor werkneemster arbeidsongeschikt is geraakt (1997-1998). Nadien is werknemer nog een aantal malen uitgevallen. Per 1 mei is de arbeidsovereenkomst met werkneemster met toestemming van de CWI opgezegd.
Werkneemster vordert schadevergoeding wegens kennelijke onredelijke opzegging. Het ontvankelijkheidsverweer van werkgever wordt verworpen nu de verjaring door werknemer tijdig is gestuit. In casu komt het dagvaarden van de verkeerde persoon voor rekening van werkgever. De kantonrechter oordeelt dat werkgever onvoldoende re-integratieverplichtingen heeft verricht (ex artikel 7:658a BW). Daarnaast heeft de werkgever meermalen een zekere zorgplicht geschonden welke aanleiding is geweest voor arbeidsongeschiktheid. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat St. Maartenskliniek de arbeidsovereenkomst met werkneemster kennelijk onredelijk heeft opgezegd. Werkneemster komt daarom een schadevergoeding ten laste van St. Maartenskliniek toe. De schadevergoeding op de voet van het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 BW behoort naar billijkheid te worden vastgesteld. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval zal de kantonrechter het bedrag van de vergoeding van materiële en immateriële schade vaststellen op € 58.000.