Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Gedaagde is steeds tewerkgesteld bij dezelfde werkmaatschappij van eiseres, te weten Heineken. Nadat gedaagde de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd is hij in dienst getreden bij X BV, een bedrijf dat projecten tracht te werven bij Heineken. Tussen partijen bestaat geen non-concurrentiebeding. Dit betekent dat indiensttreding door gedaagde bij een ander bedrijf ook als dit als concurrent van eiseres moet worden aangemerkt en in hetzelfde marktsegment opereert, op zichzelf niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Dit geldt ook nu, zoals gesteld, eiseres heeft geïnvesteerd in opleiding, training en begeleiding van gedaagde. De huidige maatschappelijke ontwikkeling is er immers juist op gericht werknemers daardoor flexibeler te maken.

De beëindigde arbeidsovereenkomst tussen partijen kan echter wel mede een omstandigheid vormen, die het werken van gedaagde bij de concurrent onrechtmatig maakt, indien dit leidt tot ongeoorloofde concurrentie. Dat is het geval als gedaagde door gebruikmaking van bij eiseres verworven kennis en ervaring bijdraagt aan het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame debiet van eiseres bij Heineken. De feiten en omstandigheden die eiseres hiertoe heeft aangevoerd maken niet aannemelijk dat hiervan sprake is. De vordering uit hoofde van onrechtmatige concurrentie wordt afgewezen.