Rechtspraak
Werknemer is sinds 1 augustus 1969 in dienst van FNV en haar voorgangers en vervult sinds 1 april 1994 de functie van Coördinator Internationale Zaken. FNV is in 1999 gestart met een functiebeschrijvings- en functiewaarderingstraject. Werknemers is in 2004 met terugwerkende kracht met ingang van 1 februari 1998 ingeschaald in FUWA-schaal 9. Hiertegen heeft werknemer bezwaar gemaakt. FNV heeft hierop werknemer per 2004 in FUWA-10 ingeschaald. Thans vordert werknemer een verklaring voor recht dat hij ten onrechte niet per 1 februari 1998 in FUWA-10 is ingeschaald. Daarnaast stelt zij dat zij sinds 1 januari 2002 extra werkzaamheden heeft verricht die niet tot haar functie behoorden. Werknemer stelt zich op het standpunt dat deze werkzaamheden dienen te worden ingeschaald in FUWA-schaal 11. Verder vordert zij het verschil tussen het door haar ontvangen loon en het, volgens haar, door FNV verschuldigde loon, indien zij alsnog met inachtneming van het voornoemde correct zou worden ingeschaald. De kantonrechter heeft die vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de stukken blijkt dat de functiewaardering terugwerkende kracht tot 1 februari 1998 toekomt. De aangepaste functieomschrijving van werknemer na diens bezwaar moet derhalve met terugwerkende kracht worden vastgesteld per 1 februari 1998 (en niet per 2004). FNV dient het verschil in loon tussen schaal 9 en 10 te betalen. De wettelijke verhogen wordt gematigd. Ten aanzien van verklaring voor recht wegens de vermeende inschaling in FUWA-11 merkt het hof op werknemer bij deze verklaring geen belang heeft, omdat de functiewaardering geen hoger salaris met zich brengt. Het hof voegt hier ten overvloede nog aan toe dat, indien, zoals ook in dit geval, aan de werkgever de functie-indeling is opgedragen, deze functie-indeling in de regel slechts mogelijk zal zijn aan de hand van een weging van een veelheid van factoren die zich zonder een zekere beoordelingsvrijheid van de werkgever niet goed laat denken. De rechter kan deze indeling slechts marginaal toetsen en heeft derhalve slechts te beoordelen of de werkgever binnen deze grenzen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen (HR 31 mei 1991, NJ 1991, 679; HR 27 september 1991, NJ 1991, 788). Tegen die achtergrond beschouwd, brengt het enkele feit dat [appellante] bepaalde feitelijke werkzaamheden heeft verricht in verband met vertrek van een collega nog niet zonder meer met zich dat zij er recht op heeft dat deze werkzaamheden vanaf 1 januari 2002 onderdeel uitmaken van haar functie en leiden tot een hogere functie-indeling.