Rechtspraak
In casu betreft het de beëindiging van een Nederlandse arbeidsovereenkomst en Belgisch expatcontract, met Nederlandse werknemer, op initiatief Belgische vertegenwoordigers van een Belgische en Nederlandse onderneming, waarbij de werknemer hoofdzakelijk in Nederland heeft gewerkt maar op tijdelijke basis werkzaamheden in België verrichte. Aanleiding voor het ontslag was de gang van zaken rondom de inrichting van een stand. Werknemer heeft samen met zijn leidinggevende besloten de inrichting van de stand te kopen (in plaats van te huren) en na afloop van de Branchemeeting het personeel in staat te stellen deze spullen te kopen. Het geld zou naar een goed doel gaan. De werkgever heeft deze handelwijze sterk afgekeurd en werknemer de keuze voorgehouden ontslag op staande voet enerzijds en beëindiging met wederzijds goedvinden anderzijds. Indien werknemer niet zou tekenen dat zou aangifte worden gedaan bij de politie en kosten van huiszoeking en stopzetting huurovereenkomst voor rekening van werknemer komen.
De kantonrechter verklaard zichzelf bevoegd en acht het Nederlandse recht van toepassing op grond van artikel 6 EEG. Vervolgens beantwoordt hij de vraag of sprake is van een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter meent van niet. In de geschetste omstandigheden mag de werkgever er niet op vertrouwen dat werknemer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk heeft gewild. De kantonrechter veroordeelt werkgever tot nakoming van de arbeidsovereenkomst.