Rechtspraak
Werknemer is sinds 1992 in dienst van Hollandia. Vanaf 1998 is hij lid van de ondernemingsraad. Hollandia is in 2008 om bedrijfseconomische redenen een reorganisatietraject ingegaan. Hollandia heeft voor 12 werknemers - waaronder werknemer - toestemming aan de CWI gevraagd. Werknemer heeft zich arbeidsongeschikt wegens ziekte gemeld. Thans verzoekt Hollandia ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer.
De kantonrechter overweegt dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met het opzegverbod tijdens ziekte of lidmaatschap van de ondernemingsraad. Het verweer van werknemer dat het afspiegelingsbeginsel onjuist is toegepast, omdat zijn kwaliteiten uitwisselbaar zijn met anderen functies berust op een onjuiste uitleg. De uitwisselbaarheid ziet op de functie van werknemer en niet op diens kwaliteiten. De kantonrechter acht geen termen aanwezig om het belang van werknemer te laten prevaleren boven dat van werkgever. Het enkele feit dat werknemer lid was van de ondernemingsraad en daarom extra ontslagbescherming geniet mag er vanzelfsprekend niet toe leiden dat hij daardoor in een nadeliger positie dan zijn collega's komt te verkeren, maar het is ook geen grond om hem te bevoordelen. De door werknemer verzochte ontbinding met een vergoeding conform het Sociaal Plan wordt toegewezen. Deze vergoeding wordt vermeerderd met een volledige vergoeding door Hollandia van de financieel nadelige gevolgen verband houdend met de fictieve opzegtermijn (zoals bedoeld in art. 16 lid 3 WW) die werknemer, in tegenstelling tot zijn collega's, treffen.