Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Golden Gift heeft op 5 oktober 2006 bij de kantonrechter te 's-Hertogenbosch een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend wegens een verstoorde arbeidsrelatie naar aanleiding van een geschil over gebondenheid aan een concurrentiebeding. Bij beschikking van 28 november 2006 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 december 2006 waarbij hij aan werknemer een vergoeding heeft toegekend van € 50.544 bruto. In deze procedure stelt Golden Gift, dat werknemer bedrog heeft gepleegd door tijdens de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek van 7 november 2006 te verzwijgen dat hij ander passend werk had, althans daarop redelijke vooruitzichten had. Werknemer bestrijdt het hem verweten bedrog.

De kantonrechter oordeelt als volgt. “Bedrog” in de zin van artikel 382 aanhef en onder a Rv. moet ruim worden uitgelegd. Hieronder kan ook worden verstaan het verzwijgen van feiten die tot een voor de wederpartij meer gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden. De vraag is of werknemer ten aanzien van zijn perspectieven op de arbeidsmarkt feiten en omstandigheden heeft verzwegen, die, indien ze aan de kantonrechter bekend zouden zijn geweest, tot een andere - voor Golden Gift meer gunstige - beslissing omtrent de aan werknemer toegekende vergoeding zouden hebben geleid. De kantonrechter acht het vanzelfsprekend, dat een werknemer, van wiens arbeidsovereenkomst de ontbinding is gevraagd, zich op de arbeidsmarkt en de mogelijkheden van voortzetting van zijn carrière elders oriënteert. In dit geval is niet gebleken, dat werknemer omstreeks 7 november 2006 ander passend werk had of daarop redelijke vooruitzichten had. Waar de overname van MP International op dat moment niet eens vaststond en evenmin tussen werknemer, [A] en [c] overeenstemming bestond over de voorwaarden waaronder zij in het kader van deze eventuele overname zouden samenwerken, kan niet worden gezegd dat werknemer zodanig zekere vooruitzichten op ander werk had, dat hij daarvan bij de behandeling van het ontbindingsverzoek melding had moeten maken.

In het licht van de feiten kan niet worden gezegd, dat de kantonrechter ten aanzien van de hoogte van de vergoeding tot een andere beslissing zou zijn gekomen als werknemer tot in detail melding had gemaakt van zijn betrokkenheid bij de overname van MP International. Volgt afwijzing verzoek.