Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werkgever heeft een overeenkomst met Maetis N.V. Een bedrijfsarts van Maetis N.V. heeft de re-integratie van een werknemer bij werkgever verzorgd. In een schrijven van de bedrijfsarts wordt werknemer volledig arbeidsongeschikt verklaard voor zijn werkzaamheden. In een later schrijven komt de bedrijfsarts terug op zijn conclusie. Hij meldt dat sprake is van een per abuis opgenomen conclusie uit een eerder schrijven. Het UWV heeft werknemer niet volledig arbeidsongeschikt bevonden en heeft gesteld dat werkgever onvoldoende heeft gedaan aan zijn re-integratieverplichtingen. Bijgevolg wordt een loonsanctie van 52 weken opgelegd. Werkgever stelt Maetis aansprakelijk voor de geleden schade. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat Maetis N.V. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, ten gevolge waarvan zij schade heeft geleden, voor welke schade Maetis N.V. aansprakelijk is.

De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat Maetis N.V. met de onjuiste mededeling in de brief van 7 december 2006, is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ten gevolg van deze tekortkoming heeft werkgever nagelaten re-integratie activiteiten op te starten, zoals zij wettelijk verplicht was. Als onbetwist staat voorts vast dat werkgever deze re-integratie activiteiten wél zou zijn gestart indien zij op juiste wijze door Maetis N.V. zou zijn geïnformeerd. Ten gevolge van de tekortkoming aan de zijde van Maetis N.V. heeft het UWV aan werkgever een loonsanctie opgelegd. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat daarmee in beginsel vaststaat dat de loonsanctie een rechtstreeks gevolg is van de tekortkoming aan de zijde van Maetis N.V. De rechtbank stelt voorop dat in casu als maatstaf heeft te gelden dat een exoneratiebeding buiten toepassing dient te blijven voor zover toepassing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, hetgeen het geval zal zijn als de schade is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van degene die een beroep op het exoneratiebeding doet. Daarbij zal de rechtbank rekening moeten houden met alle omstandigheden waarop door de partij die het beding buiten toepassing gelaten wil zien, zich heeft beroepen. In het bijzonder zal in een geval als het onderhavige in aanmerking moeten worden genomen hoe laakbaar het verzuim dat tot aansprakelijkheid zou moeten leiden, is geweest, wat de gevolgen van dit verzuim zijn en in hoeverre de daardoor geleden schade door verzekering is gedekt (Hoge Raad 18 juni 2004, NJ 2004/585). Volgens de rechtbank is hier sprake van grove schuld waardoor het beroep op het exonoratiebeding niet van toepassing is.

Volgt aanhouding van de zaak voor nadere aktestelling terzake van de omvang van de schade.

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen: