Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Geschil over feitelijke liquidatie van samenwerkingsverband tussen Trimp & van Tartwijk en Chios/Van den Ende. Hoezeer partijen van mening verschillen aan wie zulks is gelegen en zij elkaar over en weer verwijten maken die door de wederpartij telkens worden betwist, moet - met partijen - worden vastgesteld dat sprake is van een impasse tussen Trimp & Van Tartwijk en Van Tartwijk enerzijds en Chios en Van den Ende anderzijds, met als gevolg dat sprake is van een patstelling in zowel het bestuur als de algemene vergadering van aandeelhouders van Living City. Naar voorts door Chios onweersproken is gesteld en ook overigens kan worden aangenomen, zet deze impasse zich voort in de raad van commissarissen, zodat ook van (naar behoren) functioneren van dat orgaan niet langer meer sprake is. Zoals hiervoor als vaststaand is vermeld, heeft een en ander het verbreken van de relatie met Living City van (mogelijke) opdrachtgevers en het stil zijn komen te liggen van de activiteiten van Living City tot gevolg gehad en is sprake van een (begin van een) feitelijke liquidatie. Reeds op die gronden is sprake van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van Living City die een - door beide verschenen partijen gewenst - onderzoek daarnaar rechtvaardigen.

De Ondernemingskamer zal overeenkomstig het verzoek van Chios, ter zake waarvan Trimp & Van Tartwijk zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer, de periode waar het onderzoek betrekking op dient te hebben doen aanvangen op 11 januari 2006, de datum van oprichting van Living City, nu niet uit te sluiten valt dat voor de beoordeling van de vraag hoe het beleid en de gang van zaken van Living City dient te worden beoordeeld van belang is hetgeen zich heeft voorgedaan voordat Chios heeft laten weten de samenwerkingsovereenkomst te (willen) beëindigen. Nu in deze stand van de enquêteprocedure de vraag naar de oorzaken van en met name ook de vraag naar de verantwoordelijkheid voor mogelijk onjuist beleid niet aan de orde is, zal de Ondernemingskamer beoordeling van zowel de stelling van Chios dat - kort samengevat - zij gerechtigd was de samenwerking te beëindigen omdat zij vernam van contacten van personen met Living City die zij als ongewenst kenmerkt, als van de stelling van Trimp & Van Tartwijk dat - eveneens kort samengevat - het noch aanging dat Chios de samenwerking verbrak enkel op grond van, in de ogen van Trimp & van Tartwijk volstrekt ongefundeerde, strafrechtelijke - niet door een rechter gegrond bevonden - verdenkingen jegens aan haar verbonden personen en personen met wie Living City in het kader van haar bedrijfsvoering contacten onderhoudt, reeds ook omdat zulks op gespannen voet staat met de ook in het privaatrechtelijke verkeer in acht te nemen onschuldpresumptie, noch - in samenhang daarmee - aanging dat Van den Ende de publiciteit daarover heeft opgezocht zoals hij heeft gedaan en dat het Chios onderscheidenlijk Van den Ende gelet op de vennootschappelijke structuur niet vrijstond zonder instemming van Trimp & Van Tartwijk tot feitelijke liquidatie van Living City over te gaan, achterwege laten.

De Ondernemingskamer acht het voorts gelet op de patstelling in het bestuur van Living City noodzakelijk om bij wijze van onmiddellijke voorziening haar bestuurders te schorsen en een onafhankelijke derde tot haar bestuurder te benoemen, die - onder meer - kan bezien of en zo ja op welke wijze continuering van (de activiteiten van) Living City mogelijk is onderscheidenlijk kan bezien of voortzetting in enige andere vorm niet uit valt te sluiten althans toezicht kan houden op de afwikkeling van (de activiteiten van) Living City indien het een zowel als het ander onmogelijk moet worden geacht. Voor het treffen van meer of andere voorzieningen acht de Ondernemingskamer - thans - onvoldoende termen aanwezig