Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Centraal staat de vraag of de Vereniging waarbij werknemer in dienst is, aansprakelijk kan worden gehouden voor de geleden pensioenschade ten gevolge van het toepassen van een pensioenknip. Daarbij speelt met name een rol of de zogenoemde ‘Arbeidsmarkttoelage’ al dan niet tot het pensioengevend inkomen moet worden gerekend.

Het hof stelt voorop dat de Vereniging in ieder geval niet aansprakelijk kan worden gehouden voor een door het ABP uitgevoerde pensioenknip die het gevolg is van de in de loop van 1997 overeengekomen structurele verhoging van het salaris van [werknemer] (terugwerkend tot 1 januari 1997) die, onbetwist, pensioengevend was en die heeft geleid tot een vaststelling van de pensioengrondslag per 1 januari 1998 op ƒ173.664. Indien al in rechte zou komen vast te staan dat de in 1996 overeengekomen arbeidsmarkttoelage een structureel karakter droeg c.q. pensioengevend was, had de Vereniging de schade als gevolg van de dan per 1 januari 1998 doorgevoerde pensioenknip niet kunnen voorkomen. Uitgaande van de (gewijzigde) afspraak tussen de Vereniging en werknemer, zoals deze is bevestigd in de brief van 6 december 1996 van de Vereniging aan werknemer, zou het pensioengevend salaris in 1996 ƒ123.000,-- hebben bedragen (het vaste salaris van ƒ105.000,-- vermeerderd met de arbeidsmarkttoelage van ƒ18.000).--. Het vaste salaris van [werknemer] bedroeg per 1 januari 1998 als gevolg van de nieuwe, structurele regeling circa ƒ173.000,-- - een verhoging van meer dan 25%. Ook als uitgegaan wordt van een daarvoor geldend salaris van ƒ 123.000,-- was toepassing van een pensioenknip per 1 januari 1998 niet voorkomen. Het vooroverwogene leidt tot de conclusie dat de op het toepassen door het ABP van pensioenknippen gebaseerde vorderingen niet toewijsbaar zijn. Dat zou alleen het geval geweest zijn als het salaris van werknemer tussen 1994 en 1998 jaarlijks zodanig zou zijn verhoogd dat zich geen salarisverhogingen van 25 procent of meer hadden voorgedaan en bovendien niet met terugwerkende kracht waren toegekend. Van dergelijke feitelijke verhogingen is, zoals overwogen, ook in de visie van werknemer, zoals die uit zijn laatste processtukken blijkt, geen sprake geweest.

Omdat voorts de arbeidsmarkttoelage niet kan worden beschouwd onderdeel van het pensioengevend inkomen, heeft de Vereniging geen onjuiste informatie verstrekt aan het ABP. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.