Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer (55 jaar) is 1994 bij Marant in dienst getreden in de functie van conciërge. De arbeidsovereenkomst wordt met toestemming van de CWI per 1 juli 2008 opgezegd. Werknemer heeft op grond van het Sociaal Statuut aanspraak op een vergoeding van één bruto maandsalaris en deelname aan het mobiliteitstraject verzorgd door Randstad HR Solutions met ingang van 1 juli 2008 gedurende een periode van maximaal zes maanden. Thans vordert werknemer primair: herstel dienstverband; en subsidiair: schadevergoeding €52.612,74 (kantonrechtersformule). Marant verweert onder verwijzing naar het Sociaal Statuut dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een aanwijzing is dat de overeengekomen vergoeding billijk is. Marant stelt dat het Sociaal Statuut een sobere regeling bevat, gezien haar zorgelijke financiële situatie. Voorts stelt zij dat het uitgangspunt van het Sociaal Statuut is dat Marant streeft naar begeleiding “van werk naar werk”, hetgeen vorm wordt gegeven door middel van een door Randstad HR Solutions uit te voeren mobiliteitstraject.

De kantonrechter gaat, gezien de overgelegde financiële stukken en de accountantsverklaring van 26 maart 2008, ervan uit dat de financiële situatie bij Marant zorgelijk is. Dit in aanmerking genomen, overweegt hij ten aanzien van de redelijkheid van de voor werknemer getroffen voorziening als volgt. Aannemelijk is dat het voor werknemer, gezien zijn leeftijd en zijn ervaring, moeilijk zal zijn een nieuwe dienstverband voor onbepaalde tijd met soortgelijke arbeidsvoorwaarden als bij Marant aan te gaan. Verder is van belang dat indien werknemer voor 1 september 2007 zou zijn ontslagen, het BBWO van toepassing zou zijn geweest. Niet betwist is dat hij dan op grond van het BBWO een uitkering had gehad van 70% van zijn laatst verdiende loon tot aan zijn 65e. Artikel 10 van de huidige toepasselijke CAO kent een overgangsregeling voor werknemers die geboren zijn vóór 1 september 1952, die tot (min of meer) hetzelfde resultaat leidt. Werknemer, ontslagen per 1 juli 2008 en geboren op in 1953, kan echter geen gebruik maken van deze regelingen. Bovendien is niet betwist dat reeds in 2007 twee directieleden en andere medewerkers zijn ontslagen, die een (veel) hogere vergoeding dan één maandsalaris bruto hebben ontvangen op wie het BBWO van toepassing is. Daarbij komt dan nog dat de lonen van de niet-ontslagen werknemers van Marant in 2007 met 6% (aanzienlijk) verhoogd zijn. Voorts wordt in aanmerking genomen dat werknemer per 1 maart 2008 zonder zijn instemming op non-actief is gesteld, hetgeen door hem terecht als diffamerend is ervaren.

Gelet op een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag van werknemer kennelijk onredelijk is, omdat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Marant bij de opzegging. Daarom zal aan werknemer een schadevergoeding naar billijkheid worden toegekend van €15.000 bruto, vermeerderd met de gevorderde, niet betwiste rente.