Rechtspraak
De werknemer is op 1 november 2000 bij DHB Bank NV in dienst getreden. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de werknemer bij DHB Hypotheken BV in de functie van verzekeringsadviseur wordt gedetacheerd. Het laatstverdiende salaris van de werknemer bedroeg € 3.117 bruto per maand. De activiteiten van DHB Hypotheken zijn verliesgevend. Zij besluit daarom haar activiteiten te staken. Met ingang van 1 augustus 2007 verkoopt zij de verzekeringsportefeuille aan Hut. De werknemer stelt zich op het standpunt dat hij niet mee overgegaan is naar Hut maar in dienst is gebleven van DHB Bank. Zijn loonvordering is in kort geding toegewezen. De arbeidsovereenkomst is inmiddels voorwaardelijk ontbonden met ingang van 1 december 2007. DHB Bank vordert een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer per 1 augustus 2007 is geëindigd wegens overgang van onderneming. De kantonrechter dient de vraag te beantwoorden of de werknemer met ingang van 1 augustus 2007 van rechtswege bij Hut, de verkrijger van de verzekeringsportefeuille van DHB Hypotheken, in dienst gekomen is, ondanks het feit dat hij niet bij DHB Hypotheken in dienst was, maar bij DHB Bank.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De richtlijn inzake overgang van onderneming beschermt werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben bij de werkgever van wie de onderneming overgaat. In Nederland heeft de wetgever ervoor gekozen om de richtlijn alleen voor werknemers met een arbeidsovereenkomst te laten gelden. Slechts de werknemers die formeel bij de vervreemder in dienst zijn, gaan over naar de verkrijger. Het staat vast dat de werknemer geen arbeidsovereenkomst heeft of had met DHB Hypotheken. DHB Bank is formeel de werkgever van de werknemer. Er is dan ook sprake van een overgang van onderneming. Een en ander volgt uit art. 7:663 lid 1 BW waar gesproken wordt van rechten en plichten “voor de werkgever” die “tussen hem” en een daar werkzame werknemer gelden. Het Botzen-arrest (HvJ EG 7 februari 1985, NJ 1985, 902) is hier niet van toepassing, aangezien daarin sprake was van een overgang van een onderdeel van de onderneming en niet van twee zelfstandige juridische entiteiten. Bovendien waren de werknemers in die zaak in dienst bij dezelfde vennootschap als degene die de activiteiten overdroeg. Het standpunt van de Kantonrechter Utrecht (JAR 2006,80) wordt derhalve niet gevolgd. De arbeidsovereenkomst met DHB Bank is dan ook niet geëindigd op 1 augustus 2007.
(Red.: Stond reeds in JAR 2008/212)