Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer is in 2002 bij QPS in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Vanaf begin 2006 verschijnt werknemer regelmatig te laat op het werk (30 tot 90 minuten te laat). De werkgever heeft werknemer meermalen schriftelijk op de arbeidstijden gewezen en verbetering van werknemersgedrag verlangd. Op deze schriftelijke stukken heeft werknemer ook steeds gereageerd. Op 6 augustus 2007 krijgt werkgever van een klant te horen dat de gedetacheerde werknemer regelmatig te laat komt. Naar aanleiding van deze mededeling wordt werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen en een loonvorderingsprocedure gestart. De kantonrechter heeft de loonvordering toegewezen stellende dat geen sprake was van een dringende reden.

Tegen dit oordeel komt werkgever in hoger beroep. De meest verstrekkende grief van werkgever heeft betrekking op het oordeel van de kantonrechter dat werkgever haar dringende reden heeft gebaseerd op het feit dat werknemer “ondanks herhaalde (schriftelijke) waarschuwing” de geldende werktijden niet in acht heeft genomen en dat dit werkverzuim een ongeoorloofd karakter heeft nu werknemer zich niet op de voorgeschreven wijze heeft ziek gemeld en werkgever er derhalve vanuit mocht gaan dat werknemer arbeidsgeschikt was. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat de directe aanleiding van het gegeven ontslag op staande voet volgens werkgever was gelegen in het feit dat werknemer op maandag 6 augustus wederom te laat op zijn werkplek was verschenen. Nu werknemer zich die dag rond 10.00 uur heeft afgemeld bij opdrachtgever wegens migraine was werknemer volgens de kantonrechter op 6 augustus 2007 feitelijk ongeschikt om de bedongen arbeid te verrichten en heeft het werkverzuim geen ongeoorloofd karakter en vormt dit geen dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het hof oordeelt als volgt. Hoewel in de brief van 9 augustus 2007 waarin het ontslag op staande voet is bevestigd, is vermeld dat de directe aanleiding daarvoor is gelegen in het feit dat werkgever op 6 augustus 2007 wederom te laat op zijn werk verscheen, kan dit niet los worden gezien van de herhaalde malen dat werkgever in de weken en jaren daarvoor eveneens te laat kwam, ondanks vele waarschuwingen en aanmaningen. In zoverre treft het hoger beroep doel.

Desalniettemin kan dit niet leiden tot een ander oordeel. De werkgever heeft volgens het hof onvoldoende rekenschap gegeven van de zwakke gezondheidtoestand van werknemer. In plaats van dossieropbouw van werkverzuim, had het op de weg van de werkgever gelegen de klachten van werknemer serieus te nemen en in overleg te treden met de arboarts. Mede gezien de leeftijd (52 jaar) en de kansen op de arbeidsmarkt, acht het hof geen sprake van een dringende reden. De loonvordering van de werknemer wordt toegewezen.