Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Centraal staat de vraag of de toelatingsovereenkomst tussen arts (dermatoloog) en het Ziekenhuis Bovenmij mocht worden opgezegd door laatstgenoemde wegens schending van artikel 3 van de toelatingsovereenkomst. De procedure is door het Scheidsgerecht beslist, maar de arts komt met een aantal vorderingen naar de civiele rechter. De meest verstrekkende vordering is dat artikel 3 van de toelatingsovereenkomst in strijd zou zijn met de Mededingingswet (Mw). De rechtbank oordeelt als volgt. De vraag of art. 3 lid 1 toelatingsovereenkomst het gevolg dat de mededinging wordt beperkt kan niet in abstracto worden beoordeeld. Rekening moet worden gehouden met de algehele context waarbinnen de afspraak is genomen of zijn werking ontplooit, en meer in het bijzonder met de doelstellingen daarvan, welke verband houden met de noodzaak om regels vast te stellen voor het onderwerp in kwestie. Vervolgens moet worden onderzocht of de daaruit voortvloeiende beperkende gevolgen voor de mededinging inherent zijn aan deze nagestreefde doeleinden (HvJ EG 15 december 1994, C-250/92 Gøttrup-Klim/DLG, punt 31, 19 februari 2002, C-309/99, NJ 2002, 425, Wouters/Nederlandse Orde van Advocaten, punt 97 en 18 juli 2006, C-519/04P, NJ 2006, 637, Meca-Median/Commissie, punt 42-44).

Uitgangspunt is dat de medisch specialist zich in de toelatingsovereenkomst voltijds of in deeltijd heeft verbonden onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid medisch-specialistische zorg te verlenen in een ziekenhuis. Door activiteiten elders te gaan verrichten, zal hij minder beschikbaar zijn voor het ziekenhuis. Het toestemmingsvereiste van art. 3 lid 1 toelatingsovereenkomst geeft aan het ziekenhuis de bevoegdheid een daartoe strekkend verzoek van de medisch specialist af te wijzen, als de patiëntenzorg en de organisatie binnen het ziekenhuis anders te veel te lijden hebben, of in te willigen, al dan niet met aanpassing van de deeltijdfactor. Als het ziekenhuis toestemming weigert, doet het niet meer dan de medisch specialist houden aan de oorspronkelijke afspraken. Als de medisch specialist daarmee geen genoegen wil nemen, heeft hij de vrijheid de toelatingsovereenkomst op te zeggen. De regel is noodzakelijk voor een goede verlening van patiëntenzorg in het ziekenhuis. Zij heeft daarom niet tot gevolg dat de mededinging wordt beperkt. Het beroep op art. 6 Mw wordt verworpen. Arts heeft zich verder beroepen op schending van art. 24 Mw: BovenIJ zou misbruik maken van haar economische machtspositie. Deze stelling wordt eveneens verworpen. BovenIJ heeft op de markt van ziekenhuiszorg geen economische machtspositie. Het is een feit van algemene bekendheid dat er in de regio Amsterdam voldoende andere ziekenhuizen zijn, waar patiënten zich kunnen laten behandelen en waarmee medisch specialisten toelatingsovereenkomsten kunnen sluiten. De arts heeft zich niet op het standpunt gesteld dat BovenIJ samen met andere ziekenhuizen een collectieve economische machtspositie zou bezitten. Het is overigens ook niet aannemelijk dat dat het geval is. Vordering van arts wordt afgewezen.

  • Wetsartikelen: 6 Mw
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: Alternatieve geschillenbeslechting, Toetsing toelatingsovereenkomst ziekenhuis aan 6 Mw en Geen schending