Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Van 31 augustus 2001 tot en met 3 december 2007 is werknemer als schoonmaker/ meewerkend voorman in dienst geweest van Hago. Naar aanleiding van een incident op 11 juni 2007 in het pand van een opdrachtgever van Hago te Hoofddorp waar X op dat moment was tewerkgesteld, heeft Hago werknemer op 12 juni 2007 voor drie dagen geschorst zonder betaling van loon. Op 18 juni 2007 heeft Hago werknemer bericht dat hij niet langer tewerkgesteld kon worden in Hoofddorp. Op 4 juli 2007 heeft zij werknemer bericht dat hij werd tewerkgesteld op object Latexfalt te Koudekerk aan den Rijn. Werknemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt en geweigerd aldaar werkzaamheden te verrichten. Nadien heeft werknemer zich ziek gemeld. Nadat werknemer door de bedrijfsarts hersteld is verklaard, volhardt hij in zijn weigering werkzaamheden te verrichten. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI opgezegd per 3 december 2007. Hago heeft vanaf de schorsing van werknemer op 12 juni 2007 geen loon meer aan werknemer betaald. Werknemer vordert loon over de periode 12 juni 2007 tot en met 3 december 2007.

Het hof oordeelt als volgt. Niet ter discussie staat dat de CAO voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf die op de arbeidsovereenkomst tussen Hago en werknemer toepasselijk was, de overplaatsing van werknemer van het werk te Hoofddorp naar het werk te Koudekerk aan de Rijn op zichzelf toelaat. Wel ter discussie staat de vraag voor wiens rekening en risico het moet komen dat de overplaatsing naar Koudekerk niet is uitgevoerd, als gevolg waarvan werknemer niet langer werkzaamheden voor Hago heeft verricht. De grieven dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat Hago met de overplaatsing van werknemer naar Koudekerk aan den Rijn de grenzen van goed werkgeverschap heeft overschreden en dat in het midden kan blijven of werknemer vervolgens heeft aangeboden zijn werkzaamheden te hervatten, slagen. Hago heeft aangevoerd dat werknemer bij zijn weigering van het werk te Koudekerk aan den Rijn niet aan Hago kenbaar heeft gemaakt dat Koudekerk aan den Rijn hem niet schikte in verband met zijn werk uit hoofde van een ander dienstverband, voorts dat werknemer Hago niet de gelegenheid heeft geboden om hem met betrekking tot dit probleem ter wille te zijn, en ten slotte dat werknemer niet aan Hago heeft aangeboden om zijn werkzaamheden te hervatten. Nu werknemer deze stellingen niet, althans niet voldoende gemotiveerd heeft betwist, gaat het hof uit van de juistheid daarvan. Niet valt dan ook in te zien waarom Hago door de overplaatsing van werknemer naar Koudekerk aan den Rijn de grenzen van goed werkgeverschap zou hebben overschreden.

De loonvordering over de periode dat werknemer ziek thuis zat wordt toegewezen tot het moment van herstelverklaring bedrijfsarts (10 tot en met 22 juli 2007). Voor het overige wordt de loonvordering afgewezen.