Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer (57 jaar) is sinds 1 april 1987 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Albemarle (een pensioenstichting). Vanaf 2006 is werknemer statutair directeur. Op 18 september 2008 heeft Albemarle Netherlands een aandeelhoudersbesluit tot ontslag van werknemer als statutair bestuurder van Albemarle genomen waarbij aan werknemer een schadeloosstelling is toegekend van €800.000,00. Diezelfde dag heeft Albemarle bij brief de arbeidsovereenkomst met werknemer met onmiddellijke ingang opgezegd, zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn van 6 maanden. Werknemer heeft de vernietiging van de opzegging ingeroepen op grond van artikel 104 Pensioenwet. Artikel 104 lid 5 Pensioenwet luidt: “De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen met de werknemer die lid is van een bestuur van een pensioenfonds, een deelnemersraad of van een verantwoordingsorgaan. Indien de werkgever aan een pensioenfonds, deelnemersraad of een verantwoordingsorgaan een secretaris heeft toegevoegd, is de eerste volzin op die secretaris van overeenkomstige toepassing.” Albemarle stelt dat [eiser] niet onder het begrip ‘werknemer’ in artikel 104 lid 5 Pensioenwet valt. Dit artikel ziet volgens haar niet op werknemers die bestuurder zijn.

De Rechtbank oordeelt als volgt. Met het begrip werknemer in de pensioenwet is aansluiting gezocht bij de Wet arbeid en zorg. Van het werknemersbegrip is de werknemer die directeur-grootaandeelhouder (dga) is uitgezonderd. Op grond van de Pensioenwet wordt onder dga verstaan een persoon die ten minst 10% van de aandelen bezit. In casu is daarvan geen sprake. Werknemer komt derhalve de bescherming van artikel 104 Pensioenwet toe. Een beperking als in de zin van artikel 21 WOR is volgens de rechter niet door de wetgever beoogd.

Albemarle wordt in de betekenis die zij hecht aan de ‘15 april-arresten’ niet gevolgd omdat daarin niet alleen is overwogen dat een ontslagbesluit in beginsel tevens beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder ten gevolge heeft, maar ook dat voor een uitzondering slechts plaats is indien een wettelijk ontslagverbod aan die beëindiging in de weg staat, en dat is nu juist bij artikel 104 lid 5 Pensioenwet het geval. Nu werknemer zich tijdig op dit opzegverbod heeft beroepen, is de arbeidsovereenkomst niet geëindigd.