Naar boven ↑

Rechtspraak

Tussen werknemer en het Amphia Ziekenhuis te Breda heeft van 1 juli 1989 tot 1 januari 2005 een arbeidsovereenkomst bestaan. Voor werknemer is door het Amphia Ziekenhuis bij het PGGM pensioen verzekerd. De pensioenregeling was tot 1 januari 2004 een eindloonregeling. Door de invoering van FWG 3.0 is werknemer, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 ingedeeld in schaal 50. Daarnaast is werknemer eveneens met terugwerkende kracht gepromoveerd tot subhoofd. Op basis hiervan is werknemer per 1 januari 2000 ingedeeld in schaal 55. Door deze schaalwijzigingen steeg het bruto jaarsalaris van werknemer in 1999 van € 36.026,00 tot € 44.002,00 in 2000. Werknemer is op 1 augustus 2006 met pensioen gegaan. PGGM heeft in de pensioenopbouw van werknemer geknipt. Hierdoor is de salariswijziging van € 36.026,00 naar € 44.002,00 bruto niet althans niet volledig meegenomen bij de vaststelling van de berekeningsgrondslag voor zijn ouderdomspensioen. Werknemer vordert PGGM te veroordelen de pensioenuitkering van werknemer opnieuw te berekenen, omdat de knip in strijd is met artikel 6 lid 9 pensioenreglement.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kern van het debat tussen partijen heeft betrekking op de vraag of de salarisverhoging die werknemer met terugwerkende kracht per 1 januari 2000 toekwam als gevolg van het nieuwe functiewaarderingssysteem (FGW 3.0), aangemerkt dient te worden als ‘een algemene salariswijziging’ als bedoeld in artikel 6 lid 9 sub b van het pensioenreglement. Het pensioenreglement zelf voorziet niet in een uitleg van wat onder een ‘algemene salariswijziging’ dient te worden verstaan. Op grond van informatie van verschillende websites wordt door de kantonrechter aangenomen dat - in tegenstelling tot hetgeen PGGM bepleit - de functie(her)waardering voor alle functies in de zorg heeft plaats gevonden op basis van objectieve, niet persoonsgebonden kenmerken of eigenschappen. Het in artikel 8 van de CAO Ziekenhuizen 1999-2001 vastgelegde minimum voor 55+ers vormt, anders dan PGGM stelt, niet een dusdanige geïndividualiseerde omstandigheid, dat deze tot een ander oordeel moet leiden. Met werknemer is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de salarisverhoging als gevolg van de invoering van FWG 3.0 in de gezondheidszorg, aangemerkt dient te worden als een algemene salariswijziging als bedoeld in artikel 6 lid 9 sub b van het pensioenreglement. In het geval de salarisverhoging als gevolg van FWG 3.0 beschouwd dient te worden als een algemene salariswijziging, stelt PGGM dat een andere uitleg tot onaanvaardbare rechtsgevolgen leidt. Per saldo zou dit betekenen dat werknemer substantieel meer pensioenaanspraken verkrijgt, dan aansluit bij zijn premiebetaling. Dit past - aldus PGGM - niet bij het solidariteitsbeginsel. Dit verweer wordt door de kantonrechter op grond van het pensioenreglement verworpen.